Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De verschijnselen die we hebben beschreven in de eerste drie hoofdstukken, de crisis, de nieuwe technologie en de internationalisering, hebben ongetwijfeld een belangrijke weerslag op de samenstelling van de werkende bevolking. Om deze verschuivingen correct in te schatten, moeten we vertrekken van de vraag: wie behoort tot de arbeidersklasse, welke lagen zijn er binnen de werkende bevolking? Dit zijn essentiële vragen die vanuit marxistisch oogpunt een antwoord eisen op twee andere vragen, p. 168namelijk: wie produceert meerwaarde en wie wordt uitgebuit? (Zie 41 bis.)
Hieruit blijkt:
* De eigenlijke arbeidersklasse is en blijft het industrieproletariaat, dat wil zeggen: diegenen die productieve arbeid leveren en uitgebuit worden binnen de sector van de materiële productie.
* Daarrond bestaat een brede groep van uitgebuite werkers.
Daaruit volgt ook dat de burgerlijke statistiek en de ‘verschuivingen’ met heel wat omzichtigheid moeten geïnterpreteerd worden. We overlopen de belangrijkste.
Het al of niet produceren van meerwaarde is het beslissend criterium voor het maken van een onderscheid tussen productieve en onproductieve arbeid. Alleen productieve arbeid produceert nieuwe waarde en meerwaarde. (Voor ‘meerwaarde’, zie 222 bis). “Is productief,” aldus Marx, “de loonarbeid die kapitaal voortbrengt.” Niet elke arbeid die vergoed wordt met loon, brengt meerwaarde voort; niet-productieve sectoren halen een deel van de meerwaarde naar zich toe die in productieve sectoren gemaakt wordt.
* Een simpele definitie van (on)productieve arbeid luidt als volgt. Het voorwerp van productieve arbeid is het produceren van ‘waren’, het voorwerp van onproductieve arbeid is het produceren van ‘diensten’. De productieve arbeid is gericht op het produceren van een verkoopbaar ding, dat drager is van een ‘gebruikswaarde’. In die zin is productieve arbeid een transformatie van de ene gebruikswaarde (grondstof) in een andere (gebruiksvoorwerp). Onproductieve arbeid daarentegen wordt tijdens het verloop van zijn uitvoering ‘geconsumeerd’, is niet te stockeren, af te breken of te vervoeren. Hij bevat een arbeid, die een werkelijke of ingebeelde behoefte van het individu bevredigt. Die arbeid brengt geen nieuwe gebruikswaarde of meerwaarde voort. Of die diensten aangeboden worden op de markt of niet, doet niets ter zake.
Deze definitie laat toe een uitspraak te doen over het productieve karakter van bijv. onderwijs, gezondheidszorg, onderhoud van auto’s, schoonmaak, enz. Dit zijn duidelijk onproductieve diensten. Dat sommige daarvan op industriële schaal worden uitgebaat verandert daar niets aan. Onderwijs en gezondheidszorg kunnen deel uitmaken van de reproductiekosten van de arbeidskracht, maar zijn daarom niet productief. Onderwijs en gezondheidszorg ‘scheppen’ zelf niet het fonds waaruit zij betaald worden (zoals productieve p. 169arbeid wél doet, door het produceren van meerwaarde), zij scheppen of herstellen arbeidsvermogen.
* Met deze ‘simpele’ definitie kunnen niet alle problemen opgelost worden. De zaak ligt enigszins ingewikkelder voor al wie in en rond het productieproces van materiële goederen is betrokken. Het productieproces is namelijk een collectief proces1, waarbinnen een arbeidsverdeling optreedt en waarin productie en diensten verweven zijn, waarin manuele arbeid en intellectuele arbeid nodig is. Wie presteert productieve arbeid, wie niet?
Er is duidelijk een verschil tussen de bedienden die louter boekhoudkundige taken uitvoeren (die zeker niet productief zijn) en technici of ingenieurs die mee de productie ontwerpen, besturen en controleren. De opdeling volgens ‘manuele’ en ‘intellectuele’ arbeid is hier minder en minder te hanteren om de productieve van de niet-productieve arbeid te scheiden. In elk geval is de productieve arbeid ruimer dan alleen de productiewerkers. Onderhoudsdiensten voor machines en productiegebouwen behoren tot de productieve arbeid, evenals technische diensten, productieontwerpers, diensten voor toegepast onderzoek en managers. Verder is het ook niet zo breed dat iedereen op een bedrijf productieve arbeid verricht. Boekhoudkundige diensten, financiële diensten, inventaris, reclame, public relations … behoren niet tot de productieve diensten.
* Tenslotte is er arbeid die al of niet productief is naargelang het een ‘verlengsel’ is van de productie of niet. Voor transport bijv. moet een onderscheid gemaakt worden tussen personen- en vrachtvervoer. Het eerste is een niet-productieve dienst, het tweede is het voortzetten van de productie in de circulatiesfeer. De gebruikswaarde van een product wordt pas werkelijk als de waar effectief gebruikt wordt; daarom schept het vervoer van de waren tot de plaats van bestemming, een bijkomende waarde.
Productieve arbeid presteren is niet hetzelfde als uitgebuit worden. De uitbuiting wordt afgelijnd door de productieverhoudingen. (Zie 212 bis.)
* Vooreerst is heel wat onproductieve arbeid onderhevig aan uitbuiting. Dit is het geval voor alle werkers uit de niet-productieve diensten. Ook zij verkopen hun arbeidskracht, hetzij aan privébedrijven, hetzij aan de ‘collectieve kapitalist’, de staat. In privébedrijven (handel, financiën …) maakt hun arbeid het mogelijk dat de kapitalist zich een deel van de geproduceerde meerwaarde uit p. 170de productieve sector kan toe-eigenen: ook zij werken in die zin een deel van de dag ‘voor zichzelf (hun loon) en een deel voor de kapitalist. In staatsdiensten (administratie, onderwijs …) werken zij een deel van de dag voor zichzelf en een deel gratis voor ‘de collectiviteit’. De privatiseringsgolf toont dat sommige kapitalisten die onbetaalde arbeid willen gebruiken om een deel van de nationale ‘meerwaarde-koek’ naar zich toe te halen.
* Ten tweede zijn niet alle presteerders van productieve arbeid uitgebuit. De directeurs, managers en het hoger kader van een bedrijf presteren productieve arbeid in de mate dat zij ‘bijdragen’ (in brede zin) aan het collectieve productieproces maar behoren door hun positie tot de uitbuitende en niet tot de uitgebuite klasse.
Table of contents