Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De massa verwerft haar bewustzijn in de strijd voor haar belangen. Daar leert ze ook de leugens en de huichelarij van de burgerij te doorzien. Het strijdsyndicalisme moet consequent de belangen van de massa verdedigen en op die manier de noodzaak van het socialisme doen doordringen. De noden en verwachtingen van de massa moeten vorm krijgen in een eisenprogramma dat de energie van de werkers richt tegen het kapitaal en zijn staat. Dit eisenprogramma moet rekening houden met de actuele krachtsverhoudingen maar moet ook het bewustzijn van de massa verhogen en de massa vooruit trekken.
Er zijn met andere woorden twee totaal verschillende opvattingen over eisenprogramma’s en ordewoorden; aan die twee tegengestelde concepten wijdde Lenin in 1905 een schitterend boek: Twee tactieken van de sociaaldemocratie. Het reformisme zal elke eis halfslachtig stellen, aanvaardbaar maken voor de burgerij, en elke hervorming gebruiken om het antikapitalistisch bewustzijn naar beneden te halen. Het revolutionair syndicalisme zal eisen formuleren die de massa’s vooruit trekken en elke hervorming gebruiken om het klassebewustzijn te verhogen, als een stap naar betere krachtsverhoudingen.
De geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging illustreert deze keuze maar al te duidelijk. Er zijn twee potentieel revolutionaire periodes geweest in ons land. De eerste periode situeert zich tussen 1885 en 1918, met de stakingen van 1886, 1893, 1902 als aanloop en de explosieve naoorlogse periode als hoogtepunt. De reformistische leiders hebben toen de juiste eis van het algemeen stemrecht gebruikt om het revolutionair bewustzijn te doden. “Als wij het algemeen stemrecht willen,” schreef Cesar De Paepe toen, “is dat om een revolutie te vermijden, want hervorming of revolutie, algemeen stemrecht of universele omwenteling, dat is het dilemma op dit ogenblik voor het Belgische volk.”3 Het verraad van de BWP-leiding aan de revolutie leidde tot de oprichting van de Communistische Partij in 1921. Ook zij heeft zich stilaan verwijderd van het revolutionaire concept en is zich voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog meer en meer als een reformistische partij gaan opstellen. In bijna heel Europa was de burgerij na de Tweede Wereldoorlog enorm verzwakt, haar prestige was aangetast door collaboratie met het fascisme en de partizanenlegers bestonden voor de overgrote meerderheid uit werkers. De politiek van de Belgische KP, die de bezieler was geweest van de weerstand, zou zich echter kenmerken door onderworpenheid en volgzaamheid tegenover de burgerij, schrik van de massastrijd en ordewoorden die zich in strikt parlementair perspectief inschreven.4
Een van de essentiële kenmerken van het reformisme is dat de fundamentele p. 220eisen over de keuze van systeem, zover mogelijk uit het gezichtsveld van de massa worden gehouden. Al wat verder gaat dan de spontane ideeën, is volgens het reformisme ‘een afscheiding van de massa’. Het strijdsyndicalisme daarentegen, zal een programma naar voor schuiven dat eisen op korte en ordewoorden op langere termijn bundelt. In dit concept is het belangrijk om de volgende slagen voor te bereiden en om ordewoorden te verspreiden die naar belangrijke confrontaties toe kunnen groeien. Op dit punt kan men het eens zijn met wat Renard schreef op de vooravond van de algemene staking van ’60-’61 (met alle reserves over de inhoudelijke kant van de structuurhervormingen). “De arbeidersbeweging moet zich in haar strijd voor structuurhervormingen niet laten benevelen door de parlementaire voorwaarden die doorgaans ongunstig zijn of door de dagelijkse krachtsverhoudingen die weinig geschikt zijn voor revolutionaire ondernemingen Het is in uitzonderlijke momenten en niet in de dagelijkse omstandigheden dat de geschiedenis een sprong vooruit maakt. Maar er is geen onverzoenbaarheid tussen lopende, rustige actie en de revolutionaire, snelle omwentelingen. De arbeidersbeweging moet zich realiseren dat de dagelijkse actie maar bijdraagt tot het socialisme, in de mate dat zij deze omwentelingen voorbereidt Ze moet zich dus, door een permanente propaganda en opvoeding van haar kaders, militanten en leden, voorbereiden om elke uitzonderlijke kans te grijpen om een vak van het kapitalistische gebouw te slopen. De basisgolf van de opinie kunnen richten op structurele hervormingen die buiten bereik zijn op rustige momenten, dat moet de socialistische tactiek van de twintigste eeuw zijn. Het is duidelijk dat de periode 1932-’36, de periode 1944-’47 en het jaar 1950 evenveel gemiste kansen zijn om werkelijke structuurhervormingen af te dwingen. De syndicale en socialistische militanten moeten zich vanaf nu voorbereiden. Men moet ten allen koste vermijden dat de volgende explosie van volkswoede nog eens wordt gesust met de belofte van enkele materiële voordelen in het kader van een sociaal kapitalisme.”5
De structuurhervormingen die Renard toen voor ogen had waren eerder van aard om het kapitalistisch gebouw te versterken dat het te ondermijnen. Dat is een tragische maar niet te omzeilen vaststelling. Bijna alle voorstellen van Renard werden uitgevoerd door de burgerij, zonder dat het kapitalisme aan het beven ging. Nog tijdens de staking zocht Renard zijn heil in het federalisme-ordewoord, als middel om die structuurhervormingen te realiseren. Dertig jaar later is ook dat plan gerealiseerd, met volle instemming van de monopolies en zonder dat de arbeidersklasse er iets beter op geworden is. De les hieruit is dat alle opportunisme in het formuleren van objectieven voor de arbeidersbeweging handig uitgebuit wordt door de tegenstander. De eisen moeten ondubbelzinnig de macht van het kapitaal ondermijnen en de kracht van arbeidersklasse vergroten.
Op economisch vlak kunnen ordewoorden worden geformuleerd op twee niveaus. Op het eerste niveau een eisenprogramma dat op alle terreinen de crisislast afwentelt op het grootkapitaal in plaats van op de werkers. p. 221Er moeten radicale antikapitalistische eisen gesteld worden voor een herverdeling van de rijkdom, voor een verlaging van de uitbuitingsgraad, voor gratis sociale voorzieningen en voor een betere bescherming tegen de anarchie van het kapitalisme. Behoud van werk, arbeidsduurvermindering met aanwervingen, verhoging van de koopkracht, uitbreiding van de sociale zekerheid, behoud van de sociale rechten. De realisering van deze eisen moet samengaan met maatregelen die de winsten, de hoge inkomens en de fortuinen treffen. Het is een herverdeling van het nationaal inkomen ten voordele van arbeiders en werkers, binnen het kapitalisme. Deze eisen moeten niet uitgaan van de concurrentiekracht of andere kapitalistische zorgen maar moeten beantwoorden aan de reële noden en problemen van de werkers.
Op het tweede, structurele, vlak kan het kapitalisme geraakt worden door onteigening van bepaalde sectoren. Zij viseren niet het geheel van het economische systeem, maar brengen slagen toe aan bepaalde fracties van het grootkapitaal. Zij bieden een tijdelijk soelaas in de strijd tegen afdankingen en herstructurering en kunnen een betere strijdpositie opleveren voor de werkers. Opdat zij de macht van het grootkapitaal zouden aantasten moeten zij zonder schadeloosstelling gebeuren en gepaard gaan met radicaal democratische maatregelen, zoals volledige openbaarheid en uitsluiting van alle vertegenwoordigers van het privékapitaal.
Het uiteindelijke doel is: de totale onteigening van het grootkapitaal, als ultieme eis tegen de kapitalistische uitbuiting.