Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De opstelling van de nationale vakbonden in de bestaande wereldorde wordt officieel uitgedrukt in hun aansluiting bij internationale vakbondsorganisaties. Hoewel die vaak heterogeen zijn qua samenstelling en er mogelijkheid is tot verschillende tendensen, verloopt de groepering in verschillende internationales langs duidelijke ideologische lijnen. (Zie 331 bis.)
In twee van de drie grote internationales spelen de Belgische vakbonden een belangrijke rol.
Het ABVV maakt deel uit van het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV). De lijn van het IVVV wordt gekenmerkt door p. 146de grondslagen die haar oprichting hebben bepaald. ‘Vrije vakbonden’ waren anticommunistische vakbonden. De WVV-vakbonden werd hun afhankelijkheid tegenover de communistische partijen verweten, maar de band vakbond-partij was minstens even evident tussen de West-Europese vakbonden en de sociaaldemocratische partijen of tussen de Britse TUC en de Labour Party. ‘Vrije’ vakbonden kozen duidelijk voor hervormingen binnen een kader van vrijemarkteconomie, voor een bourgeois-democratie.
Binnen de aangesloten IVVV-vakbonden is er echter altijd een verschil in ‘dosering’ geweest tussen anticommunisme en hervormingen, wat leidde tot een permanente spanning tussen de Amerikaanse vakbond AFL-CIO en de Europese sociaaldemocratisch georiënteerde vakbonden.
Toen het IVVV in 1949 werd opgericht als scheuring van het WW werd de internationale (ideologisch en financieel) gedomineerd door de Amerikaanse vakbond AFL, voor wie elke min of meer radicale hervorming gelijk stond met communisme. De vakbonden die afgestemd waren op de Europese sociaaldemocratie kwamen geleidelijk op voor een meer pragmatisch reformistisch beleid. Na de koude oorlog verloor de ondertussen gefusioneerde AFL-CIO aan invloed en verliet ze zelfs de organisatie in 1969, als protest tegen de toenadering tussen IVVV en WW. Via haar eigen, machtige ‘vormingsinstituten’ en via de Amerikaanse beroepscentrales (chemie, metaal, communicatie …) bleef het AFL-CIO echter onverminderd het spook van het communisme bekampen in de derde wereld, waardoor ze op zijn zachtst gezegd eerder het embleem AFL-CIA verdient.15 De AFL-CIO bleef ook onverminderd de regionale IVVV-organisatie in Latijns-Amerika domineren (de ORIT). Verschillende derdewereldvakbonden die bij het IVVV zijn aangesloten zijn pure producten van de AFL-CIO (vooral in Zuid-Azië en Latijns-Amerika). Verschillende van hen werden in Zuid-Azië, in Zuid-Korea, de Filipijnen en de Asean-landen (Maleisië, Singapore en Thailand) de officiële regeringsvakbond en de steunpilaren van de pro-Amerikaanse regimes (de TUCP op de Filipijnen was de enige door Marcos erkende vakbond!) Zij belijden een systeemvriendelijk en anticommunistisch syndicalisme. Dit wordt onderwezen in de speciaal hiervoor opgerichte instituten van het AFL-CIO, die rechtstreeks door de Amerikaanse regering worden gesubsidieerd. Het AIFLD-instituut bijvoorbeeld opereert officieel sinds 1961 in Latijns-Amerika en ontvangt hiervoor jaarlijks naar schatting minstens 10 miljoen dollar van de Amerikaanse regering, naast giften van de Amerikaanse patroons. Het AIFLD en de ORIT bekampten er progressieve regimes door het steunen of oprichten van eigen vakbonden en bereidden daarmee de weg voor CIA-staatsgrepen (o.a. in Guatemala in 1954, Brazilië in 1964 en Chili in 1973).
De AFL-CIO heeft een gelijkaardig instituut voor Azië (AAFLI) en in Afrika (AALC). Op 25 jaar tijd passeerden minstens 600 000 à 700 000 vakbondsleiders langs een van deze drie vormingsinstituten. Het West-Europese IVVV-model voor hulp aan derdewereldvakbonden, de Duitse p. 147Friedrich Ebert Stiftung, verricht op gelijkaardige wijze sponsoring van de bevriende vakbonden en heeft een eigen vormingsinstituut in Jakarta.
Het is ongetwijfeld mede omwille van de controle over derdewereldvakbonden dat de AFL-CIO in 1981 opnieuw volwaardig lid is geworden van het IVVV.
Over cruciale derdewereldkwesties zoals Palestina, Nicaragua, de Filipijnen, Korea, China, Irak … zit het IVVV doorgaans op de koers van de AFL-CIO, van de Amerikaanse liberals (democraten) en … van de CIA. Dit leidt wel geregeld tot oppositie. Op aansturen van de Europese vakbonden worden momenteel pogingen ondernomen om meer radicale derdewereldvakbonden aan te trekken (zoals COSATU in Zuid-Afrika). Vanuit haar fundamentele reformistische en anticommunistische opstelling is het IVVV echter gekant tegen echt anti-imperialistische vakbonden in de derde wereld, zoals de KMU in de Filipijnen. Het IVVV wil de scherpe kanten van het imperialisme en de onbeperkte willekeur van de transnationals onder ‘controle’ brengen. Het IVVV wil de Westerse overleg- en medebeheerpraktijken uitbreiden op wereldvlak. Een bekend exponent hiervan was Charles Levinson, gewezen voorzitter van het ICEF (internationale van de chemie): grote aanklager van de transnationals, groot voorstander van medebeheer en visceraal anticommunist.16
De aangesloten beroepssecretariaten van het IVVV spelen soms een actieve rol bij het organiseren van internationale solidariteit bij stakingen, syndicale repressie, enz. Als positief voorbeeld vermelden we de wereldwijde boycot-campagne tegen Coca-Cola als steun aan de 450 arbeiders in Guatemala die gedurende negen jaar vochten tegen een van de machtigste transnationals.17 De campagne werd geleid door de IUF (voeding). Ook in de boycot van Zuid-Afrika spelen de beroepssecretariaten een actieve rol. De reeds vernoemde ICEF (chemie, energie) en de FIOM (metaal) liggen ook aan de basis van verschillende ‘Wereldconcernraden’, met vakbondsafgevaardigden van wereldgroepen als Philips. General Motors. Ford, Nestlé, Akzo, Unilever, Solvay, BSN-Glaverbel, enz.
Het ACV bekleedt een vooraanstaande plaats in het Wereldverbond van de Arbeid (WVA). Op het congres van Caracas in november 1989 werd de kersverse ACV-voorzitter Peirens tot voorzitter van het WVA verkozen. Men kan zelfs stellen dat het WVA staat of valt met het ACV.
Christelijke vakbonden zijn opgericht om het socialisme en communisme te stoppen, om de ‘misbruiken’ van het kapitalisme in een geest van klassensamenwerking te verhelpen, om arbeid en kapitaal te doen samenwerken (Rerum Novarum). De opeenvolgende ACV-voorzitters zullen zich in het kader van het WVA met hart en ziel aan deze taak wijden, vooral aan het indijken van het communisme over de hele wereld. In het kader van het WVA voerde de voormalige ACV-voorzitter August Cool na de Tweede Wereldoorlog een anticommunistische kruistocht in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.18 Op die basis heeft het WVA een relatief belangrijke invloed opgebouwd in de derdewereldlanden, in p. 148het bijzonder in Latijns-Amerika (langs de regionale vakbondsorganisatie CLAT) en sommige Afrikaanse landen (zoals Zaïre).
Maar verschillende van die organisaties worden anderzijds beïnvloed door de bevrijdingstheologie, meer bepaald in Latijns Amerika. Op het congres van Evian in 1973 wordt onder druk van het Franse CFDT en van Latijns-Amerikaanse vakbonden een belangrijke verbale radicalisering doorgevoerd. Er wordt een anti-imperialistisch programma goedgekeurd waarin onder meer wordt gesteld: “Ontwikkeling is alleen nog denkbaar buiten het kapitalistisch systeem, dat in de loop van zijn bestaan mannen en vrouwen heeft onderdrukt in de geïndustrialiseerde landen en in nog veel ergere mate in de derde wereld.” Het WVA wil opkomen voor ‘het echte socialisme, d.w.z de socialisering van de grote productie- en ruilmiddelen in handen van de werkende mensen en in dienst van het volk, de democratische planning van de economie en haar ontwikkeling, de weg van het zelfbeheer en de opheffing van het salariaat.’19
Een radicalisering die daarna snel weer afgevlakt wordt. Houthuys (die op dat moment in de Trilaterale zetelt naast Carter en Brzeziński) trekt onmiddellijk op kruistocht tegen de congresbesluiten van Evian en weet na 1977 (wanneer het CFDT het WVA verlaat) het tij te keren. De huidige WVA-posities lopen weer mooi in de pas. In de pas van de Europese christendemocratie, die bijzonder grote aandacht besteedt aan Latijns- en Midden-Amerika. Een van de belangrijke instituten waarlangs deze ‘interesse’ verloopt is de Konrad Adenauer Stiftung die door de Duitse CDU opgestart werd om “vormingsactiviteiten op te zetten in Latijns-Amerika (en later in andere werelddelen)”. De KAS steunt jaarlijks met miljoenen marken de Christendemocratische Organisatie voor Amerika20 en financiert vormingsinstituten van de CLAT en de BATU (respectievelijk in Caracas en Manilla). De wegen van de Europese christendemocratie (én haar geldstromen) lopen merkwaardig gelijk met die van de Amerikaanse AFL-CIO en van de CIA.
De Poolse ‘vrije’ vakbond Solidarność (die zich zowel bij het WVA als bij het IVVV heeft aangesloten) wordt het nieuwe troetelkind van het WVA en dient nu als nieuw ‘model’ voor de derdewereldvakbonden: christelijk, sterk anticommunistisch en vóór de markteconomie. De ‘onafhankelijke’ Poolse vakbond speelde een merkwaardige politieke rol in het herstel van het kapitalisme. De gewezen secretaris-generaal van het WVA, de Pool Kułakowski, wordt in 1989 ambassadeur van het nieuwe Poolse regime bij de Europese Commissie.
De rol die beide internationales, het WVA en het IVVV sinds jaar en dag spelen langs hun ‘vormingsinstituten’ in derdewereldlanden, zal nu in nog sterkere mate worden overgedaan in het Oostblok. De rush van partijen en vakbonden om er hun kaders te vormen, om nieuwe partijen en vakbonden te financieren wordt alleen overtroffen door de snelheid waarmee de Westerse monopolies de economie inpalmen. Nadat onze monopolies de goedkope arbeidskrachten terug tot loonslaven hebben gemaakt, mogen ze zich nu ook in ‘vrije’ vakbonden organiseren om te p. 149strijden tegen werkloosheid, tegen genadeloze winstjacht van enkelen en tegen sociale ongelijkheid. Vrijheid van uitbuiting en ‘vrije’ vakbonden: het toont op treffende wijze hoe innig de twee verbonden zijn.
De eerste vakbondsinternationales bestonden uit beroepsorganisaties (drukkers, kleermakers, metaalarbeiders, textielbewerkers …). Ze ontstonden op het einde van de vorige eeuw en bestaan nu nog steeds; ze vormen de zuil van de beroepsactie bij het sociaaldemocratische IVVV. (Zie verder.)
Een eerste poging tot vereniging van nationale verbonden, die in 1913 de naam van IFTU (International Federation of Trade Unions) meekreeg, spatte onmiddellijk uit mekaar in drie blokken: die van de twee oorlogvoerende kampen en een neutraal blok. Na de oorlog, in 1919, wordt het IFTU terug opgericht. In 1921 verlaat het Amerikaanse AFL de organisatie omwille van haar te uitgesproken socialistische doctrine (1921) en de communistische vakbonden richten een eigen vakbondsinternationale op: de Red International of Labour Unions (Profintern). In 1920 werd tenslotte ook het ICV opgericht, het Internationaal Christelijk Vakverbond.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt deze verdeling in ideologische blokken tijdelijk doorbroken. In oktober 1945 wordt in Parijs het Wereldvakverbond opgericht (WVV) waarbij communistische en socialistische organisaties uit 71 landen met 70 miljoen leden zijn aangesloten. Alleen de Amerikaanse AFL en de christelijke vakbonden weigeren om lid te worden.
Het AFL voert (in samenwerking met de CIA) een actieve splitsingspolitiek om het communisme in West-Europa de pas af te snijden en zet de sociaaldemocratische vakbonden aan om zich achter het Marshallplan te scharen, voor de heropbouw van Europa onder Amerikaanse vleugels. Het leidt uiteindelijk tot een scheuring en de wederoprichting van het vroegere IFTU in 1949. De naam wordt ICFTU, International Confederation of Free Trade Unions (IVVV — Internationaal Verbond der Vrije Vakverenigingen). De Amerikaanse AFL-CIO beschuldigt het IVVV van tolerantie tegenover het communisme en schorst in 1969 zijn lidmaatschap op; vanaf 1981 zijn ze echter weer volwaardig lid.
De drie vakbondsinternationales:
Het WVV (WFTU) telde tot voor kort 190 miljoen leden, waarvan p. 150100 miljoen in de Sovjet-Unie. Naast de Oost-Europese communistische vakbonden waren ook het Franse CGT er lid van. (Niet de Italiaanse CGIL.) De Chinese en de Albanese vakbond zijn sinds 1960 geen lid meer. In de derde wereld zijn vakbonden uit Angola, Cuba, Ethiopië, Vietnam, Irak en kleinere vakbonden uit India (AITUC), de Filipijnen (TUPAS), Zuid-Afrika (SACTU) en Sri Lanka (DWC) aangesloten.
Hoe zal het WVV evolueren na de ineenstorting van de meeste communistische partijen en regimes in het Oostblok? De Bulgaarse, Hongaarse en Tsjechische vakbond zijn reeds (juli 1990) ontbonden en heropgericht op een lijn van ‘sociale markteconomie’. De nieuwe vakbonden belijden alle hun ‘onafhankelijkheid van staat, partijen en andere politieke organisaties’. De nieuwe Tsjechische vakbond heeft het WVV verlaten en is aangesloten bij het IVVV. De andere vakbonden hebben in de praktijk al het WVV verlaten. De Oost-Duitse vakbond is ingelijfd door de West-Duitse DGB en verhuist dus automatisch naar het IVVV. Onder die voorwaarden is het nog onduidelijk hoe het WVV zal evolueren. Spat de internationale uit mekaar door de vaandelvlucht van de meeste leden? Wordt het een nieuwe hergroeperingspool voor radicale derdewereldvakbonden? Of gaat het WVV ook de sociaaldemocratische weg op om als tijdelijk forum en overgangsbrug naar het IVVV te fungeren? De evolutie van de Russische vakbond kan beslissend zijn.
Anderzijds installeert zich in alle Oost-Europese landen een situatie van ‘vakbondspluralisme’. Verschillende nieuwe vakbondscentrales worden opgericht, die nog niet zijn aangesloten bij internationales. In Polen is de situatie specifiek: de oude ‘onafhankelijke’ vakbond Solidarność is zowel bij het WVA als het IVVV aangesloten en is ondertussen gesplitst in een pro- en een contra-Wałęsa vleugel. Solidarność ontvangt nu meer geld uit het buitenland dan van haar snel slinkende leden. De communistische vakbond is een oppositievakbond geworden die onder meer alle trouw gebleven communisten aan de basis hergroepeert.
Zowel het WVA als het IVVV hopen een maximum aan organisaties te recupereren.
Het IVVV, dat is ontstaan in oppositie tegen het WVV, telt ongeveer 85 miljoen leden, vooral in West-Europa en Noord-Amerika. Ongeveer 62 miljoen leden (75 %) komen uit de rijke landen van de OESO-zone, met de Duitse DGB, de Amerikaanse AFL-CIO, de Britse TUC, de Italiaanse CISL en de Scandinavische bonden als ‘zwaargewichten’. In de derde wereld heeft het IVVV enkele aangesloten vakbonden in Zuid-Amerika (CGT in Argentinië en kleinere in Brazilië, Colombia, Mexico, Peru, Venezuela …) en in Azië (Bangladesh, Zuid-Korea, Pakistan, Filipijnen …)
Tot de familie van het IVVV behoren ook de belangrijke internationale beroepssecretariaten met 60 miljoen leden, die een min of meer onafhankelijke koers volgen. De belangrijkste zijn de FIOM (Metaal), de ICEF (scheikunde en energie), de IUF (voeding) en de FIET (handel en bedienden). Er is een duidelijke tendens waar te nemen tot eenmaking van de verschillende ideologische stromingen binnen deze beroepssecretariaten, die ook vakbondscentrales uit christelijke hoek (ACV-voedingscentrale) of van onafhankelijke bonden (uit de derde wereld) groeperen.
Het WVA (Wereldverbond van de Arbeid) is de verderzetting van het Internationaal Christelijk Vakverbond die in 1920 werd opgericht om de sociale leer van de encyclieken uit te dragen tegen het socialisme en het communisme. Oorspronkelijk was het ICV een uitsluitend West-Europese aangelegenheid met het ACV als belangrijkste ‘zwaargewicht’. Vanaf de jaren 50 maken de derdewereldvakbonden de overgrote meerderheid uit van het WVA, dat met zijn 15 miljoen leden de kleinste internationale is. In Afrika zijn er WVA-vakbonden in een 15-tal landen, waaronder relatief belangrijke in Liberia, Mauritius, Senegal en Togo.
In Latijns- en Midden-Amerika heeft het WVA kleine vakbonden in vrijwel alle landen, met belangrijke in Colombia, Ecuador, Puerto Rico, de Dominicaanse Republiek en Venezuela. Ze zijn georganiseerd in de regionale koepel CLAT.
In Azië zijn ze aanwezig in acht landen, met belangrijke afdelingen in Bangladesh, Indonesië, Maleisië, de Filipijnen en Sri Lanka. De regionale koepel heet er BATU.
In 1968 verandert het ICV van naam (en wordt WVA) onder druk van de derdewereldvakbonden die geen puur ‘christelijke’ organisatie willen. De deconfessionalisering van het Franse CFTC (wordt CFDT in 1964) draagt ook bij tot de wijziging: naast de christelijke leer wordt het personalisme een ideologische referentiebron. Wanneer het CFDT het WVA verlaat, blijft het ACV als enige belangrijke Europese vakbond achter, naast het kleinere CNV in Nederland.