Dominique Meeùs

Dernière modification le   

retour à la table des matièresau dossier marxisme

513.
De burgerij vecht ook voor haar visie in de vakbond

Er wordt de PVDA soms verweten de vakbond te ‘misbruiken’ om voor haar eigen politiek te vechten. Wat betekent het dan als vakbondsleiders de regeringspolitiek mee uitwerken zoals in de crisisperiode zo intens gebeurde; als vakbondsleiders de patronale argumenten van concurrentiepositie, soberheid en verantwoordelijkheidszin doordrukken, vaak met weinig democratische methodes? De PVDA werkt op een correcte (d.w.z met respect voor democratisch genomen vakbondsbeslissingen en met respect voor de regels van een massaorganisatie) aan de versterking van de vakbonden. Dit kan niet gezegd worden van hen die de meest radicale krachten uitsluiten, vervolgen, laten buitengooien door het patronaat en op die manier de ziel van de vakbond aantasten.

De CVP en SP zijn burgerlijke partijen die in de eerste plaats de instandhouding van het systeem beogen en hierbinnen in mindere of meerdere mate opkomen voor ‘hervormingen’. Aan de essentie, de vrije markt (een andere term voor ‘dictatuur van een minderheid’) mag niet geraakt worden. Daarom handelen zij onherroepelijk in het denkkader en binnen de limieten van de kapitalistische economie en de burgerlijke machtsorde. Hun politieke greep op de vakbonden is een essentieel element van hun controle over de massa. Of zoals SP-minister Van den Bossche terecht verklaarde: “Een socialistische beweging zonder vakbeweging is ten dode opgeschreven.”5

Het gevecht tussen de reformistische en de revolutionaire politieke partijen voor de verovering van de werkende massa wordt in de eerste plaats uitgevochten binnen de vakbonden. Het is voornamelijk via de vakbonden dat de reformistische partijen een steunpunt binnen de werkende klassen verwerven en behouden. Het is precies omdat zij op de vakbonden konden steunen dat de reformistische leiders erin geslaagd zijn op belangrijke ogenblikken de arbeidersrevolutie tegen te houden en de macht van het kapitaal overeind te houden (zoals in 1919 en vooral in 1944-1945).

Niet werken in de bestaande vakbonden betekent massa’s die in de vakbond georganiseerd zijn overlaten aan de reformistische leiders. Het is een onvergeeflijke capitulatie voor de revolutionaire taken. Lenin: “Het is niet moeilijk een revolutionair te zijn wanneer de revolutie is uitgebroken, reeds is ontbrand, wanneer alle mogelijke mensen zich bij de revolutie aansluiten … Het is veel moeilijker, en van veel meer waarde, dat men de kunst verstaat een revolutionair te zijn, wanneer de voorwaarden voor de directe, openlijke, werkelijke revolutionaire strijd van de massa’s nog niet aanwezig zijn; dat men de kunst verstaat op te komen voor de belangen van de revolutie (door propaganda, agitatie en organisatie) in niet-revolutionaire, vaak zelfs in beslist reactionaire instellingen, in een niet-revolutionaire situatie onder een massa die niet in staat is om onmiddellijk de noodzakelijkheid van de revolutionaire strijdmethode te p. 193begrijpen.”6

Het belang van het werk in de bestaande vakbonden kan men ook afmeten aan de ijver waarmee rechtse elementen in de vakbondsleiding zich inspannen om aan communisten hun mandaat of zelfs hun lidmaatschap van de vakbond te ontnemen. De actieve steun, die patroons en veiligheidsdiensten hieraan verlenen, bewijst hoe duidelijk zij beseffen dat een communistische inplanting in de vakbonden een bedreiging vormt voor hun ideologische en organisatorische greep op de werkers.

Notes
5.
De Morgen, 15 november 1988.
6.
Lenin, De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme, 1920, www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm.