Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Heeft de ineenstorting van de Oost-Europese regimes uiteindelijk toch niet de superioriteit van de markteconomie over de planeconomie bewezen? Zelfs na de gebeurtenissen van de laatste jaren kan dit onmogelijk volgehouden worden.
1o Alle socialistische landen zijn met een grote historische achterstand vertrokken, meestal vanuit een situatie van onderontwikkeling. De echte vergelijking tussen systemen moet dus niet met de verst gevorderde p. 121kapitalistische landen worden gemaakt, maar met landen die vanuit een gelijkaardige situatie een niet-socialistische koers hebben gevolgd. Daaruit blijkt dat alle socialistische landen een enorm snelle ontplooiing hebben gekend. Tot in de jaren 70 kende de Sovjet-Unie groeivoeten die boven die van de kapitalistische wereld uitstaken. China kent bijna ononderbroken de hoogste groeivoeten ter wereld en dit op eigen kracht, zonder uitbuiting van andere landen. China met zijn miljard inwoners heeft de armoede en de schrijnende ongelijkheid uitgebannen; een reusachtige prestatie als men dit vergelijkt met de hongercatastrofes in andere derdewereldlanden.
2o De economische realisaties van de kapitalistische landen zijn onafscheidelijk verbonden met de imperialistische uitbuiting van het grootste deel van de wereld. Waar zou het kapitalisme staan zonder goedkope, onderbetaalde grondstoffen en arbeidskrachten uit de derde wereld? Twintig, dertig of vijftig jaar achteruit? Het imperialisme moet als een wereldorde beoordeeld worden. Men kan niet het rijkste deel van die ‘orde’ isoleren van zijn onafscheidelijke tegenpool. De rijkdom van de enen is de armoede van de anderen, een cynische wedloop met altijd dezelfde winners en altijd dezelfde verliezers. De superioriteit van het socialisme bestaat er onder meer uit dat het de ongelijkmatige ontwikkeling, de uitbuiting van het ene land door het andere uitschakelt. De nieuwe kapitalistische landen zullen zich snel opnieuw inschakelen in de imperialistische wereldorde.
3o De socialistische regimes hebben in het algemeen de economische, sociale en politieke rechten van de werkers tot een hoger niveau ontwikkeld dan in de kapitalistische landen. De lagere productiviteit in de Oost-Europese industrie was niet alleen een kwestie van slechte organisatie en technologische achterstand maar ook van afwezigheid van afjakkerij, het handelsmerk van het kapitalisme. Na een bezoek aan Polen schreef Maxim Stroobant, professor aan de VUB en gecoöpteerd SP-senator: “In de gesocialiseerde ondernemingen beschikken de werkers over een indrukwekkende sociale bescherming en over opvallend veel vrijheid bij het organiseren van hun werkzaamheden. Een economische democratie die duizendmaal verder gaat dan een westerse arbeider ooit kan dromen.”23 En hoe kan men ‘vrij’ zijn als men in de grootste misère leeft, zoals miljoenen in het hart van de rijkste kapitalistische steden?
4o Technologisch hadden en hebben de socialistische landen globaal een grote achterstand op de rijke imperialistische landen. Hun economisch ontwikkelingspeil, hun sociale prioriteiten lieten niet toe om op alle vlakken tegelijk miljarden verslindend en vaak nutteloos onderzoek te doen zoals de multinationals dit doen op kosten van de derde wereld. Op uitgelezen terreinen kunnen de (ex-)socialistische landen echter reeds wedijveren met de besten: de DDR had een uitstekende optische industrie (Zeiss) en een goede micro-elektronica basis (Robotron); Cuba heeft een p. 122vergevorderde biotechnologie; China heeft een ruimtevaartprogramma en staat mee aan de spits in het onderzoek naar supergeleiding (wat onder meer stockeren van energie zou mogelijk maken). Een groot deel van het Russisch financiële en technologische potentieel ging verloren in bewapening. Een socialistische maatschappij hoeft niet dezelfde technologische keuzes te maken als de kapitalistische, maar moet in de eerste plaats de technologie ontwikkelen die de mens en het milieu ten goede komt.
5o De revisionistische ontaarding van de communistische partijen aan de macht is het hoofdprobleem in het interne verval van de socialistische regimes. Die ontaarding heeft fenomenen als bureaucratie, corruptie en verstarring meegebracht. Hoewel deze verziekte socialistische regimes nog op vele vlakken superieur waren aan het kapitalisme, hebben de politieke en economische vergissingen het onmogelijk gemaakt dat deze superioriteit zich volledig ontwikkelde. De terugkeer naar het kapitalisme is een stap achteruit en is in elk geval geen oplossing voor de problemen die worden gesteld door de socialistische opbouw. Alleen een interne vernieuwing, een terugkeer naar de revolutionaire geest en een vernieuwde band met de massa’s kon en kan de krachten vrijmaken om de politieke, economische, wetenschappelijke en technologische uitdagingen van een socialistische opbouw aan te pakken.
6o De ineenstorting van uitgeholde socialistische regimes kan in geen geval een argument zijn om welgevallend de kapitalistische uitbuiting te ondergaan en de strijd tegen de nieuwe spitstechnologische uitbuitingsvormen op te geven. De klassenstrijd is niet gestopt met de val van het Oost-Duitse of Hongaarse regime en het doel van de strijd blijft hetzelfde: een maatschappij zonder uitbuiting, zonder superrijke profiteurs en met een reële democratie voor de werkende massa’s.