Dominique Meeùs

Dernière modification le   

retour à la table des matièresau dossier marxisme

122.
De staat vernietigt kapitaal en draagt vers kapitaal aan

Nergens kan men zo duidelijk zien hoe de kapitalistische staat en het patronaat verstrengeld zijn als bij de industriële politiek in crisistijd. Herstel van winstvoet en verovering van nieuwe markten luidt de opdracht.

In een eerste periode (1978-1983) nam de staat de grote noodlijdende sectoren over van de privégroepen en voerde massale steun aan voor afbouw en sanering. De totale omvang van de staatsparticipaties door publieke holdings is in de periode 1975-1983 ongeveer vertienvoudigd (tot 54,5 miljard Belgische frank).20 Die publieke fondsen worden zonder enige vergoeding ingezet, en vaak met grote kans op vernietiging. Zo zouden 17 % van de participaties voor eigen rekening van de publieke holdings en 45 % van de participaties in opdracht van de staat (‘missions déléguées’) volledig verloren gegaan zijn op het eind van het boekjaar 1983-84.

Tijdens de periode 1973-1984 heeft de staat in totaal ongeveer 424 miljard Belgische frank ingezet in de vorm van deelnames, subsidies, garanties, dekking van verliezen en sociale begeleiding in de nationale sectoren.21 Zo heeft ze de volledige last van de rationalisering gedragen in de scheepsbouw, de staalindustrie, de glas- en de textielsector. De Generale Maatschappij, p. 54de groep Brussel-Lambert, Cobepa en Frère-Bourgeois konden zich zonder kleerscheuren, op kosten van de staat, terugtrekken uit de verouderde industrieën om zich te concentreren op de meest winstgevende.

Door liquidatie van de minst rendabele bedrijven, door massale vernietiging en ontwaarding van constant kapitaal, wordt de winstvoet van de overblijvende bedrijven opgetrokken.

In een tweede periode (1982-1990) concentreren de regeringsoffensieven zich op het draineren van vers geld naar de spitsindustrie. Door de wet Cooreman-De Clercq heeft ze gezorgd voor een omvangrijke toevloed van spaargelden naar de Beurs. De wet, die voorzag in fiscale vrijstellingen bij uitgifte en aankoop van speciale APV-aandelen, leverde in totaal 300 miljard Belgische frank vers kapitaal op aan de Belgische beursgenoteerde bedrijven. Twintig procent (62 miljard) daarvan ging naar de Generale of haar filialen; de eigen fondsen van de Generale stijgen van 9,5 miljard Belgische frank in 1980 tot 67,5 miljard Belgische frank in 1987.

Tegelijk heeft ook een verschuiving plaats in de vormen van subsidiëring. Waar vroeger zonder veel onderscheid subsidies werden toegekend, worden die meer en meer vervangen door fiscale vrijstellingen en gunstregimes. Dit bevoordeelt vooral de meest rendabele bedrijven, in tegenstelling met de rechtstreekse subsidies. Daar waar de theoretische vennootschapsbelasting tot voor kort op 43 % lag, bedroeg de werkelijk geïnde belasting slechts 30,6 %. In 1987 werden slechts 262 miljard van de 455 miljard reële belastbare winst in rekening gebracht.22 Een van deze gunstregimes wordt speciaal in het leven geroepen om multinationals naar België te lokken: de coördinatiecentra (1982). Het gevolg is dat elke Belgische groep met minstens een filiaal in het buitenland op staande voet een coördinatiecentrum opricht, dat een bijna volledige belastingvrijstelling geniet. Reeds meer dan 25 % van alle investeringen zouden langs coördinatiecentra worden gedraineerd en ook de (kunstmatige) winsten van deze papieren maatschappijen zwellen ongelooflijk snel aan. In een interne nota van de Nationale Bank wordt de fiscale aderlating op minstens 5 miljard per jaar geschat.

Deze verschillende vormen van staatscadeaus verlagen de kostprijs van het kapitaal en verhogen op die manier de winstvoet. Er wordt goedkoop kapitaal aangedragen voor herstructurering en investering.

Notes
20.
Jean-Francois Escarmelle, L’État industriel dans les politiques de sortie de crise, Cabay, 1985, p. 26.
21.
Tijdschrift van de Nationale Bank van België, augustus 1988.
22.
Dienst Studiën en Documentatie van het Ministerie van Financiën, Financieel Economische Tijd, 30 mei 1989.