Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Meer dan 100 jaar strijd voor het socialisme bevestigen de stelling van Marx dat de arbeidersklasse haar eigen, revolutionaire partij nodig heeft om de versterkte burcht van het kapitalisme in te nemen. De burgerij heeft haar hoofdkwartieren, de arbeidersklasse heeft ook een hoofdkwartier nodig.
De ontaarding en de uiteindelijke val van de socialistische regimes in het Oostblok ondersteunt die stelling. “Er wordt momenteel intens gediscussieerd over de vraag wat nu het fundamentele probleem was, waarop de socialistische regimes in het Oosten schipbreuk leden. In de ogen van het imperialisme lag het kwaad bij de leidende rol van de leninistische partij, die een daadwerkelijke pluralistische democratie onmogelijk maakte: dat is de wortel van het ‘totalitarisme’. Welnu, na de ineenstorting van de communistische partijen in Polen, Hongarije, de DDR hebben we overal een menigte partijen als giftige paddenstoelen uit de grond zien rijzen … allemaal betaald door het westers imperialisme en roerend akkoord om het totalitarisme van de vrije markt te verdedigen. Meerdere burgerlijke partijen oprichten, dat is niet het socialisme voorzien van verschillende partijen, dat is overstappen van het ene regime naar het andere, van het socialisme naar het kapitalisme. Het meerpartijenstelsel bracht helemaal geen socialistische democratie, het brengt zuivere kolonisatie door het westers imperialisme. Wij denken dan ook dat het p. 190fundamentele probleem voor elke socialistische maatschappij, het behoud is van de zuiverheid en de strijdbaarheid van de communistische partij.”1
De hoofdtaak in de strijd voor het socialisme, is de opbouw van een revolutionaire partij, die sterke banden heeft met de massa’s en die trouw is aan het marxisme-leninisme. Zo’n partij organiseert de bewuste voorhoede van de massa’s, organiseert arbeiders, bedienden en intellectuele werkers en heeft in haar rangen een groot aantal actieve syndicalisten.
Strijdbare syndicalisten, actieve vakbondsmilitanten zullen in zo’n partij een visie en een organisatiekracht vinden die nooit door andere actiegroepen of vakbondskernen opgebracht kan worden. Zonder marxistisch-leninistische partij kan een linkse syndicalist nooit de wetenschap van het marxisme verwerven en een organisatie uitbouwen die het hele proces van de klassenstrijd tot aan de revolutie kan leiden. Hoe sterker de ideologische druk, hoe meer de noodzaak van een revolutionaire analyse, politieke lijn en organisatie zich laat voelen. Om stand te houden in de klassenstrijd en tegen de reformistische capitulatie is een breed communistisch zicht op de geschiedenis, de klassen, de economische wetten en de revolutie onmisbaar. In zijn levensverhaal bevestigt Jan Cap, gewezen ACV-hoofddélégué op de scheepswerf van Boel in Temse, deze waarheid: van strijdsyndicalist tot communist is een kwalitatieve sprong waarvoor bewust gekozen moet worden.2
Verschillende linkse syndicalisten zijn de laatste jaren onder de ideologische druk bezweken. Ook al blijven zij strijdbaar, toch zijn verschillende onder hen met politieke capitulatieprogramma’s opgetrokken. Sommigen waren de eersten om te kiezen voor ‘offensieve inlevering’ omdat zij hoopten op die manier de solidariteit binnen de arbeidersklasse te herstellen (arbeidsduurvermindering met loonverlies). Anderen kozen voor ‘cogestion par objectifs’ (medebeheer rond welbepaalde objectieven) en raakten hiermee verzeild in een patronaal straatje zonder eind. Anderen lieten ontmoedigd alles steken of verloochenden hun vroegere idealen. Zonder een marxistisch-leninistische partij kan zelfs de meest strijdbare syndicalist nooit consequent het reformisme blijven bekampen en verslaan.