Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De capitulatie van de vakbondsleiding opent de weg voor een nieuwe etappe in de ontmanteling van de vakbondsmacht, voor het structurele afbraakwerk. De patronale aandacht gaat hierbij vooral naar een beknotting van de syndicale rechten en de syndicale machtsposities. Het patronaat streeft dit na langs verschillende wegen.
Vooreerst langs wettelijke weg. Het ‘werkdocument’ van het VBO, door Solidair uitgebracht eind 1984, geeft alle grote doelstellingen aan. De “monopoliepositie van de werknemers en hun organisaties, zowel op het vlak van de bedrijven als op het vlak van het staatsgebeuren, moet fundamenteel in vraag gesteld worden.” Daartoe moeten rechtsnormen opgelegd worden aan de vakbonden. Het patronaat droomt van:
— rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden, zodat ‘inbreuken’ financieel gesanctioneerd kunnen worden;
— wettelijke vrijwaring van het recht op arbeid, zodat stakingspiketten verboden en vervolgd kunnen worden;
— wettelijke vastlegging van geoorloofde en ongeoorloofde stakingen, zodat elke staking die niet strikt om beroepsbelangen gaat, of die niet de verzoeningsprocedures volgt, of die de leefbaarheid van de onderneming in gevaar brengt, verboden kan worden en niet erkend mag worden;
— wettelijke verplichting tot referendum;
— persoonlijke verantwoordelijkheid van de délégués voor elke overtreding, zodat de délégués vervolgd kunnen worden en bestraft met afdanking;
— financiële sancties voor alle arbeiders die deelnemen aan een onwettige staking;
— verplichte continuïteit van de openbare dienstverlening, zodat het stakingsrecht in de openbare sector opgeheven wordt;
— vrijheid tot lock-out en tot het beschermen van het recht op arbeid voor de patroons.
Deze stellingen worden in grote lijnen hernomen in een VBO-besluit van 1988, alhoewel het VBO hierbij onderstreept dat de overlegstructuur en de ‘afgesproken mechanismen’ de basis moeten blijven om de sociale vrede te waarborgen. De ‘geloofwaardigheid’ van dit systeem moet echter versterkt worden, aldus het VBO, vermits “vastgesteld wordt dat ondanks de daling in het aantal stakingen het overgrote deel van de stakingen wild zijn, waar precies de afgesproken regels niet worden nageleefd.”20
De afdanking van délégués bij Monsanto, Uniroyal, Cuivre et Zinc, Boel, Bosal en Sidmar zijn testgevallen voor het patronaat om de rechten van de délégués de facto en de jure af te breken. Het patronaat voert tegelijk een offensief bij de rechtbanken om stakingspiketten, bezettingen … te verbieden (Orban-Bois, Carlam …).
Daarnaast werken patronaat en regering aan nieuwe instrumenten om de p. 21syndicale basisstructuren lam te leggen. Het patronaat wil hierbij vooral de macht van de syndicale delegaties ontmantelen, door het lanceren van parallelle organen voor werkoverleg. Het ‘participatief management’ wil de arbeiders rechtstreeks betrekken in het bespreken en organiseren van de productie. De stormachtige bloei van ‘kwaliteitscirkels’ en andere gelijkaardige initiatieven is in wezen een bedreiging van de vakbondsmacht op de bedrijven en een poging tot inkapseling in de patronale logica.
In dezelfde context hoort ook de uitbouw van een patronaal kadersyndicalisme. De patroons willen op die manier het gewicht van de patronale vertegenwoordiging versterken, maar vooral een korps van rechtstreekse tussenpersonen tussen arbeiders en directie tot stand brengen. Dit korps moet de patronale stem naar de arbeiders kracht bijzetten en zich actief gaan mengen in alle sociale conflicten. De kadervakbond moet een bumper vormen die ook de sociale dienstverlening organiseert en op die manier de vakbondsdelegaties ‘overbodig’ maakt. De kaders moeten de rechtstreekse band met de arbeiders organiseren langs ‘kwaliteitscirkels’ waarin het rendement van de onderneming voorop staat. De officiële erkenning van de NCK en de deelname van de kaders aan de sociale verkiezingen van 1987 was hierin een belangrijke stap.
In de openbare diensten wordt de vakbondsmacht dan weer op een andere manier belaagd. Men constateert er de opkomst van actiegroepen die zich organiseren rond enge beroepseisen en op die manier soms sterke gelijkenis vertonen met corporatistische verenigingen. De directies en voogdijministers spelen er handig op in om ze tegen de vakbonden uit te spelen. Het succes van die groepen wordt echter ook in zeer grote mate bepaald door de ontevredenheid van de massa over de lakse vakbondsleiding.
Uit dit alles volgt één grote les: hoe meer de vakbondsleiding achteruit kruipt, hoe agressiever het patronaat wordt. En hoe meer de vakbondsleiding capituleert, hoe meer zij het vertrouwen van de eigen basis verliest, wat haar macht nog verder ondermijnt. Zo wordt een proces op gang gebracht van zelfvernietiging. Wanneer patronaat en regering eigen structuren opbouwen om de vakbonden buitenspel te zetten, zal niemand nog de vakbond verdedigen. En om te overleven gaat de vakbond nog meer in het patronale gareel lopen.
Zo bereikt het patronaat wat het nastreeft: ideologische onderwerping van de vakbondsapparaten. Maar de geschiedenis van nazi-Duitsland toont dat zelfs de meest extreme onderwerping vanwege de vakbondsleiders hen niet noodzakelijk spaart. Op 1 mei 1933 riep de toenmalige Duitse vakbond de arbeiders op om deel te nemen aan de l mei-viering van Hitler. Op 2 mei werden de vakbondslokalen bezet en de vakbondsleiders opgesloten.