Dominique Meeùs

Dernière modification le   

retour à la table des matièresau dossier marxisme

033.
De belangrijkste weerstandshaarden liquideren

In de tweede periode past de patronale tactiek zich aan bij de nieuwe toestand. Ze is er nu vooral op gericht de weerstandshaarden aan de basis van de vakbonden te breken. Daartoe rekent het patronaat in de eerste plaats op de vakbondsleiders zelf.

In juli 1984 richt de nieuwe VBO-voorzitter André Leysen een oproep tot de vakbondsleidingen om mee de ‘anarchie’ te bekampen: “We hebben sterke vakbonden nodig, want er bestaat in onze democratie, een bekoring tot anarchie. Als de vakbonden gedesorganiseerd zouden raken, dan zouden p. 19we er snel zijn, in de anarchie! Denk niet dat ik hen onvoorwaardelijk goedkeur, maar ze zijn onze partners.”18 De boodschap kan niet misverstaan worden. Het VBO wil dat de vakbondsleiders de interne discipline versterken om ‘anarchistische’ spontane bewegingen zoals in 1982, 1983 en 1984 onmogelijk te maken. Het VBO wil dat de voortrekkers van die bewegingen, de meest linkse en de revolutionaire kernen binnen de vakbonden worden uitgezuiverd.

Bijna tegelijk met de patronale richtlijn, starten de rechtervleugels van de vakbonden een offensief voor de uitzuivering van de vakbonden en voor de hereniging rond een ‘realistisch syndicalisme’. De campagne werd ingezet met de uitsluiting van Jan Cap en de ACV-militantenkern van Boel, de schrapping van Hugo De Bruyne (Cockerill Yards) en Hugo Franssen (Bosal). Vervolgens werd Pablo Demoor geweerd als délégué op Volkswagen. Na de stakingsbeweging van 1986 werden de zuiveringen hernomen in de mijnen (de poging tot afzetting en uitsluiting van vier ABVV-délégués wordt verhinderd) en in de spoorsector (afzetting van twee ABVV-délégués en twee ACV-délégués in Luik). Meest recent is de uitsluiting van Gaston Van Dijck als ABVV-délégué (juni 1988) in De Beukelaer, gevolgd door zijn afdanking (1989). Na vrije déléguésverkiezing op Sidmar stelt het Fabrimetal-patronaat zich bijzonder hard op en worden vier van de nieuwe délégués afgedankt (januari 1988). In vele gevallen lijkt afdanking van délégués te gebeuren met goedkeuring van de vakbondsleiding zoals in het geval van Terence Harvey (ACV-GM) eind 1987 en van Arthur Stilmant (ABVV-Kraft) op Kerstmis 1988.

Aan deze periode van ‘toenaderingstactiek’ van het patronaat tegenover de vakbondsleidingen, beantwoordt de lokroep om gezamenlijk de sanering van de staatsfinanciën en de flexibiliteit door te voeren. VBO-voorzitter Leysen lanceert de oproep om de gemeenschappelijke vijand, de Staat, te bekampen. We zijn beide slachtoffer van de staat beweert Leysen, we betalen alle twee te veel belastingen. “Werknemers en werkgevers hebben een gemeenschappelijk probleem, namelijk een meer en meer inefficiënte Staat waar de verspillingsmechanismen de bovenhand nemen.”19 In feite wil hij dat de vakbondsleiders hun verzet tegen de besnoeiingen in de sociale sector opgeven. Het patronaat rekent hiervoor op de toenemende corporatistische reacties bij een deel van de vakbondstop en op het ‘realisme’ bij een ander deel.

Dat de vakbondsleiders meer en meer over de brug komen, blijkt bij het afsluiten van een collectief akkoord in de Nationale Arbeidsraad over de invoering van de flexibiliteit (nachtwerk, twaalfurendag, weekendwerk). Het is een doorbraak van ‘het nieuwe sociaal overleg’. De befaamde CAO 42 (1987) is een tastbare bekroning van het patronale offensief. In het verlengde daarvan wordt voor het eerst sinds lang opnieuw een interprofessioneel raamakkoord getekend (november 1986), helemaal op model van het patronaat, barstend van matiging.

Notes
18.
Le Soir, 31 juli 1984.
19.
Inaugurele rede André Leysen, Mededelingen VBO, 15-31 mei 1984, p. 813.