Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Sommigen begrijpen niet goed hoe revolutionairen in twee vakbonden kunnen werken. Veel militanten in het ABVV beschouwen het ACV in zijn geheel als een rechts bastion dat bekampt moet worden. Dikwijls is er wederzijds sektarisme. De wezenlijke scheidingslijn loopt echter niet tussen ACV en ABVV, maar tussen een prokapitalistische en een antikapitalistische lijn. Vanuit revolutionair standpunt bekeken, is er geen fundamenteel onderscheid tussen klassensamenwerking met sociaaldemocratische inslag of een met moreel-christelijke inslag. En zelfs al was dit het geval, dan nog is het belangrijkste criterium voor het werk in de vakbonden, de aanwezigheid van georganiseerde massa’s. In beide vakbonden zijn arbeidersmassa’s aanwezig die uitgebuit worden; in beide vakbonden zijn strijdbare krachten aanwezig en leven er tegenstellingen tussen links en rechts.
Waarom zouden de ACV-massa’s minder belangrijk zijn? Het ACV organiseert meer dan de helft van de gesyndikeerde werkers in België. Het feit dat het anticommunisme hier traditioneel sterker is doorgedrongen, dat de hoogste leiding zich meestal rechtser opstelt dan de ABVV-leiding, zou een argument moeten zijn om de eenheid van de vakbeweging na te streven zodat reactionaire krachten minder armslag krijgen. In elk belangrijk conflict werd aangetoond hoe nefast het is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd als deze reactionaire krachten erin slagen om een groot deel van de arbeiders en werkers afzijdig te houden (Koningskwestie, Eenheidswet …). Ook een minderheidsvakbond kan soms een belangrijke negatieve rol spelen (bijv. in het conflict van Usines de Cuivre et Zinc in 1986).7
De actieve ondersteuning van de linkse krachten is een noodzaak voor beide vakbonden. Het standpunt dat de ‘moeilijkheden van het werk in het ACV’ inroept om er minder aandacht aan te besteden, is hiermee in strijd. Lenin zei hierover het volgende: “Als men de ‘massa’ wil helpen en de sympathie, de genegenheid en de ondersteuning van ‘de massa’ wil verwerven, mag men geen moeilijkheden vrezen, mag men niet bang zijn voor chicanes, voetangels, beledigingen en vervolgingen van de kant van de ‘leiders’ […] en moet men beslist daar werken waar de massa’s zijn. Men moet elk offer kunnen brengen en de grootste hinderpalen kunnen overwinnen om systematisch, hardnekkig, volhardend, geduldig propaganda te maken en agitatie te bedrijven juist in die instellingen, verenigingen p. 194en bonden — al zijn het ook de reactionairste — waar zich proletarische of halfproletarische massa’s bevinden. De vakverenigingen en de arbeiderscoöperaties (deze althans af en toe) zijn echter juist organisaties die massa’s omvatten.”8
Een linkse ACV-verantwoordelijke beoordeelde als volgt de overgang van een linkse ACV-militant naar het ABVV, na de steunverklaringen van Jef Houthuys aan het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime: “Er bestaan geen grote bewegingen of grote organisaties, die helemaal zuiver zijn en die niet doorkruist worden door tegengestelde stromingen en krachten. Door het ACV te verlaten voor het ABVV, heb je een keuze gemaakt die misschien je geweten geruststelt. Maar zeker is dat je daardoor aan een hele progressieve stroming in het ACV de morele kracht van je tussenkomsten ontnomen hebt. Wij zijn immers met velen in het ACW en het ACV, die de standpunten die jij kritiseert niet delen en elk vertrek verzwakt die stroming. Door jouw kandidatuur te stellen voor het ABVV heb je overigens ook de verkiezing van rechtse kandidaten op de ACV-lijsten gemakkelijker gemaakt.”