Dominique Meeùs

Dernière modification le   

retour à la table des matièresau dossier marxisme

323.
Catastrofale gevolgen voor de derdewereldlanden

Een overrompeling door transnationale ondernemingen ontwricht totaal de nationale economie, hun terugtrekking laat alleen puinhopen achter. Nemen we een ‘doorsnee’ land zoals de Filipijnen. Dit land heeft buitenlandse investeerders aangetrokken door vrije zones te openen zoals de grote Bataan Export Processing Zone. De Filipijnse communisten zeggen hierover: “Deze investeringen versterken de greep van het imperialisme op ons land. Ze versterken eveneens de klasse van de lokale burgerij die samenwerkt met het buitenlands kapitaal. Daarentegen is de economische winst die de Filipijnen eruit halen zeer betwistbaar, omdat de economie meer en meer exportgericht is. Dat willen we niet. We hebben behoefte aan een progressieve ontwikkeling van de landbouw en een industrialisatie ten dienste van deze ontwikkeling Maar alles wat in deze richting wordt ontwikkeld door de lokale burgerij, wordt door de multinationale invasie beconcurreerd, omdat de transnationals beroep doen op beschikbare kapitalen en op de meest gekwalificeerde werkkrachten. De bestaande sectoren zoals de textiel en de confectie worden uitgeschakeld. De werkloosheid stijgt. De financiële moeilijkheden van het land worden erger. De winsten gaan naar het buitenland. Voor elke dollar die geïnvesteerd werd tijdens de periode 1975-1985 zijn 3,75 dollar naar het buitenland gegaan. Het land wordt gewurgd door schulden. De transnationals dragen niets bij om dit gat te dichten omdat ze zelf al het beschikbare geld naar hun investeringen draineren. 75 % van de geïnvesteerde kapitalen zijn goedkope leningen op de lokale markt. Ze ontvangen verschillende subsidies en invoervrijstellingen die uiteindelijk via de bevolking worden gerecupereerd.”

Zonder nog maar te spreken van de onmenselijke werkomstandigheden p. 142van de arbeiders in die landen. In de meeste gevallen gaat het over fabrieken met een hoge graad van handarbeid, waarbij de transnationals bij voorkeur vrouwen aannemen die ze driedubbel uitbuiten: als werkkracht zoals bij ons, als werkkracht in de derde wereld (vijf tot zes keer goedkoper dan hier), als vrouwelijke werkkracht (tweemaal goedkoper dan de mannen).

Men ziet hier nog het kapitalisme in zijn primitieve en meest wreedaardige vorm: de arbeidskracht moet zelfs niet voldoende betaald worden om zichzelf en het nageslacht te reproduceren. Er zijn voldoende reserves aanwezig. Maar we zien ook reeds ultramoderne en flexibele bedrijven in de derde wereld opduiken, die als proefbank dienen voor de arbeidsvoorwaarden die het grootkapitaal wil veralgemenen. Het spitsbedrijf van Volkswagen in Mexico heeft enkel arbeiders met een tijdelijk contract in dienst!

Bepaalde derdewereldlanden zijn op die manier belangrijke industriële exporteurs geworden. Die nieuwe industrielanden betalen hun industriële ontwikkeling met een groeiende schuldenlast en met een verstikkende afhankelijkheid. Zij zijn de speelbal van de internationale markten, die gedomineerd worden door de rijke imperialistische landen. Zij blijven technologisch in grote mate afhankelijk en deze technologische kloof verhindert hen de toegang tot de meest gevorderde industrietakken. Brazilië, dat de grootste toevloed kende van transnationals, heeft een buitenlandse schuld van 80 miljard dollar, een inflatie van 1 800 % in 1989.

De laatste jaren spreekt men meer en meer over recentrage. Tegenover de tendens van investeringen naar de derde wereld stelt zich een andere: deze van een terugkeer naar de sterk geïndustrialiseerde landen. Er zijn verschillende redenen die deze stroming uitleggen:

* Het stijgende belang van de technologische factor, van de kennisfactor in de productie vermindert tegelijkertijd het belang van de loonkost. Wanneer we zien dat de meest vooruitstrevende bedrijven in Japan, zelfs in de automobiel- of staalsector, slechts een loonkost van 5 à 10 % in de totale productiekost hebben, betekent dit dat het voordeel van lagelonenlanden vermindert.

* De concurrentie tussen monopolies speelt vooral op technologisch vlak. De geïndustrialiseerde landen hebben eveneens het monopolie over de technologie. 80 % van de nieuwe octrooien (uitvindingen) worden opgetekend in de vijf belangrijkste kapitalistische landen. Daar speelt zich de hardste concurrentiestrijd af, daar willen de monopolies hun krachten bundelen.