Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De logica van de concurrentiepositie is uiterst vernietigend voor het klassenbewustzijn. Door het concurrentiekader aan te nemen, wordt het syndicalisme in zijn kern ondermijnd. Alle arbeiders hebben dezelfde belangen, terwijl de patroon hen concurrent wil maken. De vakbondsleiders wijzen de concurrentiepositie niet principieel af als uitgangspunt, maar voeren strijd op het terrein van het patronaat door het betwisten van de cijfers.
1o Er is een radicaal onderscheid tussen twee uitgangspunten: ofwel de kapitalistische concurrentiestrijd ofwel de noden en belangen van de werkende klasse. Wie zich opsluit in de logica van de concurrentiestrijd wordt meegezogen in het verdedigen van de winstvoet, de productiviteit, de laagste productiekost en dus in het opdrijven of minstens tolereren van de uitbuiting. Strijdbare syndicalisten laten de concurrentiecijfers waar ze thuishoren, in de patronale hoofdkwartieren, en bestuderen de cijfers van de sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid. De vakbonden nemen hun taak op als ze uitgaan van de realiteit van de lonen, de werkomstandigheden, de groeiende economische uitbuiting en niet van p. 71het patronale winststreven.
2o Elke verovering uit het verleden werd door het patronaat bekampt met chantage van sluiting en failliet. Het patronaat zal altijd de concurrentiepositie inroepen; eisen zoals de achturendag, de veertigurenweek zijn altijd begonnen met doorbraken in het patronale front. Als het patronaat gelijke concurrentievoorwaarden wil, hoeft het die doorbraken maar zo snel mogelijk te veralgemenen.
3o De inzet van de concurrentiepositie is de hoogste uitbuiting. Het kan best zijn dat allianties met het patronaat voor de concurrentiepositie tijdelijk bepaalde voordelen opleveren, zoals behoud of winst van werkgelegenheid. Men betaalt die echter dubbel en dik terug. Men wordt harder uitgebuit en de ene toegeving brengt de volgende mee. Want men verliest op het vlak van de krachtsverhoudingen, en dat zal het patronaat niet ongebruikt laten. Het kan dus best zijn dat het een zeer kortstondige ‘overwinning’ wordt. Het patronaat kent geen dankbaarheid maar alleen concurrentiepositie. Wat vandaag een overwinning is kan morgen een nederlaag worden wanneer elders nog goedkoper kan geproduceerd worden. Inleveren en toegeven biedt geen enkele garantie op werk of wat dan ook. Integendeel, elke zwakheid wordt vroeg of laat uitgebuit.
4o Zich vereenzelvigen met de patronale belangen is een oorlogsverklaring aan andere arbeiders. De waanzin bereikt een hoogtepunt wanneer arbeiders uit filialen van dezelfde groep tegen elkaar worden uitgespeeld. De vakbondsleiders van Ford-Genk hebben door hun extreme toegeeflijkheid tegenover zaterdagwerk en nachtwerk de Sierra-productie van Ford-Dagenham in Groot-Brittannië weten te ontfutselen (1989). Alle arbeiders verliezen door deze houding: in Dagenham verliezen 500 arbeiders hun werk, in Genk wordt nachtwerk ingevoerd om de productie te kunnen opvoeren, het werk in drie ploegen wordt voortaan ook de maatstaf voor andere filialen in Europa en straks voor alle automobielproducenten.
5o Meedraaien in de concurrentiepositie leidt tot grotere plundering en onderdrukking van de derde wereld. Wat zal het standpunt zijn wanneer jonge derdewereldindustrieën beginnen uit te voeren, technologie-overdracht eisen of hun markten afschermen voor ‘onze’ monopolies? In de textielindustrie maken patroons en vakbondsleiders één front tegen de afschaffing van de multivezelakkoorden zoals dat door de derde wereld wordt geëist. Volgens de Wereldbank kosten die akkoorden 8 miljard dollar per jaar aan de derde wereld.40
6o Meer werk door een betere concurrentiepositie?
Sinds het begin heeft het kapitalisme de concurrentie onder de arbeiders voor werkplaatsen gebruikt. Eerst op lokaal vlak, daarna nationaal, nu internationaal. De hardst werkende en de minst kostende ‘krijgt’ werk. Het zijn dus geen nieuwe werkplaatsen, ze worden steeds aan andere p. 72werkers ontnomen. De uitgespaarde productiekost kan morgen gebruikt worden om te rationaliseren en werkplaatsen te liquideren. Maar zelfs al kan inleveren of buigen voor het patronaat soms (tijdelijk) enkele werkplaatsen opleveren die men van andere arbeiders afpakt, negen keer op de tien dient de ‘concurrentiepositie’ om werkplaatsen te liquideren door rationalisaties.
7o Het is een spiraal zonder einde.
Indien alle arbeiders evenveel inleveren om ‘hun’ patroon te ondersteunen in zijn concurrentiepositie, haalt de inlevering niets uit, behalve een algemene verhoging van de uitbuitingsgraad. Het concurrentievoordeel speelt slechts in die mate dat men sneller is dan de concurrent. De norm van de grootste uitbuiter wordt dan de norm van alle uitbuiters. Er is nooit een evenwicht, noch een einde. Deze spiraal kan alleen doorbroken worden wanneer de werkers elkaar steunen in het bieden van weerstand.