Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De onderlinge concurrentie tussen de kapitalistische groepen en landen, staat in schril contrast met hun eensgezind optreden tegenover de derdewereldlanden. Als het erom gaat de oliebronnen veilig te stellen in het Midden-Oosten, sluiten alle imperialistische (en nu ook ex-socialistische) landen aaneen en hebben ze er een moorddadig, vernietigend militair conflict voor over. De inzet van de oorlog wordt op kernachtige wijze samengevat door Heiko H. Thieme, hoofdconsulent van de Deutsche p. 56Bank in New York: “Pas onlangs heeft men in Saoedi-Arabië olievelden ontdekt die nog groter zijn dan de bestaande. Je moet geen genie zijn om te begrijpen wat dat kan inhouden, tenzij een Saddam Hoessein of een of andere religieuze fanaticus die olievelden zou gaan controleren. Dat is waarom de VS zo krachtdadig heeft gereageerd. Zij willen die olievelden voor de vrije wereld bewaren en ze niet verkwanselen aan de fanatici, die in mijn ogen veel minder recht hebben om ze op te eisen dan de Westerse oliebedrijven. Die ontdekten ze en hebben ze uitgebouwd. De juridische eigendom ligt natuurlijk bij de landen aldaar, maar dat geeft geen ander land of buurland het recht die eigendom te stelen. Dat is het wat de wereld op een unieke wijze gezamenlijk heeft veroordeeld, voor de eerste keer helemaal verenigd.”29
Door lage grondstofprijzen, hoge intrestlast en protectionisme wordt de crisis afgewenteld op de ontwikkelingslanden.
1o Lage grondstofprijzen verlagen de kostprijs van het constant kapitaal (vermindering c).
Nadat het verenigd front van petroleumproducenten uit de derde wereld (OPEC) in 1973 en 1979 rechtmatige prijzen opdrong voor de olie, gingen de imperialistische landen in het tegenoffensief. Het leidde tot een daling vanaf 1981 en de instorting van de olieprijs na 1985 (een verlies van meer dan 60 %). Vele grondstofprijzen en landbouwproducten uit de derde wereld werden mee naar beneden gezogen met de petroleumprijzen, mede door de slechtere krachtsverhoudingen.
2o Overplaatsing van arbeidsintensieve productie-eenheden naar de derde wereld bezorgen de multinationals spotgoedkope arbeidskrachten. Met lonen die een vijfde tot een twintigste bedragen wordt de loonkost (v) van de productie zo laag mogelijk gehouden. Derdewereldlanden worden tegen mekaar uitgespeeld om zo gunstig mogelijke productievoorwaarden te bekomen (belastingvrije zones, verbod op vakbondsactiviteit, onmenselijke arbeidsvoorwaarden).
3o Het imperialisme beschermt zijn eigen markten tegen invoer uit de derde wereld. De VS voert een financiële dumping met de dollarkoers en de EEG beschermt zijn markt met landbouwsubsidies.
Na de neokoloniale plundering van landbouwproducten en de grondstoffen hebben de imperialistische landen nu ook hun zinnen gezet op de controle van de dienstensector. De dienstensector is in vele derdewereldlanden nog afgeschermd tegen de grijparmen van de banken en monopolies. Tijdens de recente Uruguay-ronde van de GATT eisten de rijke landen de opening van de dienstensector, opheffing van de controle over de investeringen (zodat de derde wereld geen barrières meer mag opwerpen) en bescherming van de patenten en rechten van de monopolies (de zogenaamde intellectuele eigendom). Derdewereldspecialisten spreken over een regelrechte herkolonisatie, omdat elke zelfstandige ontwikkeling p. 57hierdoor wordt gecounterd.30