Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Na het herstel van het kapitalisme in het Oostblok waren de triomfkreten niet uit de lucht. Nu ook de Sovjetideologen de deugden van het kapitalisme en zelfs het imperialisme bezingen11, juichen alle bourgeois-denkers en -partijen over de schitterende toekomst van de markteconomie. Vele voorspellers waagden het om een nieuwe lange periode van expansie en vrede te voorzien. De Golfcrisis heeft ondertussen het enthousiasme geblust: het is duidelijk dat er een periode van Noord-Zuid conflicten en nieuwe bevrijdingsstrijd in de maak is. Maar ook binnen het vernieuwde kapitalistische kamp is de crisis allesbehalve opgelost en staan er grote verscheurdheid en nieuwe sociale explosies op het programma.
De algemene crisis van het kapitalisme als systeem, die een aanvang nam vanaf de eerste socialistische revolutie in 1917, groeit in de komende decennia ongetwijfeld naar nieuwe hoogtepunten.
1o Naar extreme kapitalistische anarchie, armoede en burgeroorlog in het Oostblok.
“Al bij al”, schrijft de Deutsche Bank, “lijkt het er eens te meer op, alsof Europa een tijdperk van verlichting en rede is binnengetreden. 1989 was een schitterend vervolg op 1789. Pragmatisme heeft ideologieën van alle slag overwonnen.”12
Voor de Deutsche Bank, de Dresdner Bank en de Commerz Bank, voor alle Europese monopolies opent de val van de Oost-Europese regimes ongekende perspectieven. Het ‘pragmatisme’ betekent de privatisering van de hele Oost-Europese industrie, de inlijving door West-Duitsland van de tiende industriële natie ter wereld, de verovering van de Oost-Europese markten door Volkswagen en Siemens, Bayer en BASF. De ‘rede en de verlichting’ heeft nu al werkloosheid en armoede gezaaid: op een jaar tijd zijn 1,1 miljoen werkplaatsen vernietigd in het voormalige Oost-Duitsland en kwamen er 1 miljoen werklozen in Polen. Nationalisme en rechtse ideologieën rukken op in de Balkanstaten en in de Sovjet-Unie: ongetwijfeld een overwinning van de ‘verlichting’ … Extreme miserie zal het lot zijn van tientallen miljoenen. Het is erg te betwijfelen of deze p. 46‘weldaden’ van het kapitalisme binnen enkele jaren een nog even groot enthousiasme zullen opwekken onder de werkers van het Oostblok.
2o De derde wereld in een uitzichtloze toestand. Het eerste slachtoffer van de omwenteling zal eens te meer de derde wereld zijn. Nu de Sovjet-Unie op Westerse golflengte zit en zich stilaan inschakelt in de imperialistische wereldorde, moeten de arme landen zelfs niet meer rekenen op gunstiger economische akkoorden en worden ze nog meer de speelbal van de ‘vrije markt’. De Westerse kapitaalreserves worden afgeleid naar de veel rendabeler projecten in het Oostblok, terwijl de derde wereld langzaam leeg bloedt in zijn schuldenlast. “De ontwikkeling van handelsblokken — USA-Canada, het eengemaakte Duitsland, de EEG en morgen wellicht het Grote Europa van de Atlantische Oceaan tot de Oeral — compenseert ruimschoots het verlies van afzetmarkten te wijten aan de povere groei van de minst ontwikkelde economieën”, aldus Paribas.13 Voor de inlijving van Oost-Duitsland zal Duitsland 1 000 miljard mark ophoesten, de helft van de totale schuld van de derde wereld. Nu er geen reuzewinsten meer te rapen vallen worden de derdewereldlanden door de banken terug verwezen naar ontwikkelingshulp … “Het pas aangevat decennium wordt voor de ontwikkelingslanden van Latijns-Amerika en Afrika ongetwijfeld een van de moeilijkste van de twintigste eeuw”, voegen de Paribas-bankiers er cynisch aan toe.
Met een schuldenlast die eind 1989 1 390 miljard dollar bedraagt, betalen de derdewereldlanden sinds 1981 effectief meer aan intrest en afbetaling dan er aan nieuwe leningen binnenstroomt. De derde wereld is met andere woorden netto-exporteur van kapitaal geworden, jaarlijks stroomt ongeveer 40 à 50 miljard dollar van Zuid naar Noord!
Terwijl de schuldbetalingen stegen daalden de exportinkomsten door de dalende grondstoffenprijzen. De derdewereldlanden proberen dus meer uit te voeren en raken zo nog meer verstikt in de netten van de multinationale ondernemingen die de prijzen van uitgevoerde producten nog verder drukken en van het IMF dat zijn monsterachtige verarming oplegt De grondstofprijzen zakten ondertussen naar een dieptepunt. De IMF-index die de prijzen van de grondstoffen tegenover die van de afgewerkte producten afmeet, daalde van basis 100 in 1957 naar 66 in 1985.14 Tussen 1981 en 1985 daalden de prijzen van de voedingsgrondstoffen met gemiddeld 15 %, landbouwproducten met 7 % en mineralen met 6 %. In 1986 alleen was er een verslechtering van 30 % in de ruilvoet (verhouding tussen invoer- en uitvoerprijzen) van de ontwikkelingslanden, wat leidde tot een handelsdeficit van 94 miljard dollar met de industrielanden.15
De armoede grijpt ondertussen de derdewereldlanden naar de keel. Twee miljard mensen op de wereld hebben minder dan 500 dollar per jaar om te overleven, 600 miljoen hebben geen werk, 800 miljoen zijn analfabeet, 40 000 kinderen sterven élke dag aan ondervoeding of aan gemakkelijk geneesbare ziektes. Tegen 2020 zal de wereld 8 à 9 miljard mensen tellen, voor het overgrote deel in de arme landen. De Wereldbank wijdde zijn jaarrapport van 1990 aan de armoede in de ontwikkelingslanden, p. 47aan de armsten onder de armen dus. Hieruit een citaat: “Als men de bovenste armoedegrens neemt, dat wil zeggen 370 dollar inkomen per jaar, dan zouden er in 1985, 1 115 miljoen armen zijn geweest in de ontwikkelingslanden, of ongeveer een derde van de bevolking. Op dit aantal zijn er 630 miljoen — of 18 % van de bevolking — die uiterst arm waren: hun jaarlijkse consumptie bedroeg minder dan 275 dollar, de onderste armoedegrens.”16 Hetzelfde rapport voorspelt, bij gelijkblijvende tendensen, een daling van 20 % van het inkomen per inwoner voor Afrika beneden de Sahara in de loop van de jaren 90; een inkomen dat de laatste jaren is teruggevallen op het niveau van de jaren 60! (Pp. 7 en 17.)
3o Naar een verscherpte strijd tussen de VS, Japan en Europa.
Evenwicht van krachten betekent onvermijdelijk scherpere concurrentie. Het versterken van de regionale blokken is slechts een aanzet en dient om een betere uitgangspositie te verwerven op de wereldmarkten. Tegelijk is er de drang om de ‘eigen’ lokale markt af te schermen tegen de agressieve campagnes van de concurrentie. De automobielsector is daarvan het beste voorbeeld. Nadat de Japanse producenten een stabiele 20 % hebben veroverd op de Amerikaanse markt is de Europese markt het volgend objectief. Zowat alle grote Japanse groepen hebben een bedrijf gevestigd in Groot-Brittannië of Spanje om de 1992-burcht van binnen uit te veroveren. Volgens Yukata Kume, voorzitter van Nissan, zullen op termijn slechts twee Europese groepen overblijven Fiat en Volkswagen, terwijl de andere zullen gesloten of opgekocht zijn.17 Een oorlogsverklaring die door de Europese groepen met samenwerkingsakkoorden (Renault-Volvo) en met lobbydruk voor protectionisme wordt beantwoord.
Vanuit de andere zijde wordt het ‘Fortress Europe’ (burcht Europa) bestookt door de Amerikaanse regering om haar landbouwsubsidies af te bouwen. Dertig procent afbouw wilde de Europese Gemeenschap op de GATT-onderhandelingen toegeven, terwijl de VS 75 % vermindering eist. De vrijhandel waarover in de GATT onderhandeld wordt, is niets meer dan een harde strijd voor het veroveren van andermans markt en het beschermen van de eigen zwakke sectoren. Als de Uruguay-ronde niet met een akkoord wordt afgerond, dreigt een regelrechte handelsoorlog, met een heropleving van de bilaterale overeenkomsten, met opbod van protectionistische maatregelen en ineenstorting van de internationale handel. De VS heeft zijn instrument al klaar: de Trade Bill Act, goedgekeurd onder Reagan, in augustus 1988. Met deze wet kunnen invoerbeperkingen, taksen of zelfs invoerverbod worden opgelegd tegen landen die dumping toepassen of tegen producten die genieten van exportsubsidies (zoals de Europese landbouwproducten).
4o Financiële wanorde en instabiliteit.
De financiële wereldorde is doorgaans de beste barometer voor de gezondheid van het kapitalisme. Als we deze graadmeter als houvast nemen, dan gaat het kapitalisme zware stormen tegemoet. Sinds de val van Bretton-Woods in 1971 en de aftakeling van de Amerikaanse suprematie, p. 48stapelen de financiële onweerswolken zich op. Zowat alle internationale instellingen waarschuwen met toenemende drang tegen de dreigende financiële catastrofes. De Bank voor Internationale Betalingen schrijft in zijn jaarrapport: “De verschillende crisissen die de laatste jaren of de financiële deelmarkten zijn uitgebroken hebben nog niet tot een kettingreactie geleid, maar de fundamentele oorzaken die tot deze crisissen hebben geleid, zijn nog steeds aanwezig.”
De eerste oorzaak: de aanwezigheid van reusachtige vlottende geldmassa’s. De schommelende wisselkoersen tussen de munten brachten overvloedige internationale liquiditeiten en de daarmee verbonden speculatie voort. De petrodollars kwamen na 1973 deze vlottende geldmassa aandikken. De neoliberale golf maakte die lading dollars, marken en yens nog mobieler door alle beschermende maatregelen die in de jaren 30 waren opgelegd aan banken en financiële instellingen te vernietigen in een wereldwijde ‘deregulatie’. Alle tussenschotten werden verwijderd en de financiële experimenten vierden hoogtij. De totale beschikbare geldwaarde in banken en op beurzen steeg van 13 864 miljard dollar (1982) naar 36 512 miljard dollar (1988). Door het elektronisch bankieren werd de circulatiesnelheid van die waarden geweldig opgedreven. Duizenden miljarden ‘verplaatsen’ zich elke dag met een druk op de knop, op zoek naar enkele fracties van een procent meer intrest. Het international bankieren groeit met 20 % per jaar, in vergelijking met 12 % voor de handel. De aangroei van deze beleggingen bedraagt 3 800 miljard dollar per jaar tegenover slechts 2 300 miljard dollar voor de investeringen.18 Deze fondsen zijn de permanente speelbal van speculatie en paniekreacties.
De tweede oorzaak: de opeenstapeling van onbetaalbare schuldenbergen. Een groot deel van de schuld van de derde wereld zal nooit terugbetaald worden. Toen Mexico in 1982 de schuldbetaling staakte, stond de financiële wereld op de rand van een kettingramp. De privébanken lenen sindsdien nog zelden aan de derde wereld, maar vele Amerikaanse banken blijven kwetsbaar voor het verlies van lopende leningen. Een anti-schuldfront kan niet alleen privébanken doen wankelen maar ook het hele internationale financiële stelsel. En wat kan het gevolg zijn wanneer Japanse en Duitse fondsverstrekkers zich afkeren van de dollar en de Amerikaanse staatsobligaties, wanneer die verder aan aantrekkingskracht verliezen?
Het gewicht van de VS-tekorten maakt de internationale financiën (en dus ook economie) tot een permanente gijzelaar van de Amerikaanse keuzen. Een zwalpende dollar staat minder dan 30 Belgische frank in mei 1980, klimt tot boven de 60 Belgische frank in 1985 en valt terug beneden de 30 Belgische frank in 1990, al naargelang de prioriteit van de FED naar de strijd tegen inflatie of naar het aanzwengelen van de export gaat. Deze labiliteit houdt permanent de intresten hoog omdat een risicopremie ingerekend wordt. Hoge intresten zijn slecht voor de groei en lage groei is slecht voor schuldenaars. De geldreserves gaan verder naar speculatie in plaats van naar investeringen en de hoge rente verstikt de derdewereldlanden nog meer.
Derde oorzaak: de casino-economie heeft de risico’s enorm verhoogd. p. 49De financiële deregulering heeft de winsthonger van de speculanten nog opgedreven. Er wordt gespeculeerd op alles: op grondstoffen, op petroleum, op alles wat waarde heeft, tot op de … schuldpapieren van de derde wereld! De financiële operatoren zijn steeds vindingrijker en roekelozer geworden tot de bom is gebarsten bij de gevaarlijkste producten, de junkbonds. Junkbonds zijn letterlijk ‘prul-obligaties’ met een rente tot 20 %, maar met een zeer hoog risico. De markt werd gevoed door gespecialiseerde huizen als Drexel-Burnham-Lambert en liep naar schatting op tot zo’n 300 miljard dollar! Ze werden onder meer gebruikt om de reusachtige overnames van bedrijven te financieren, waardoor de overgenomen bedrijven met een zware rentelast werden opgezadeld. Toen de ineenstorting kwam, ging niet alleen Drexel-Burnham-Lambert failliet maar kwamen een groot deel van de 2 500 spaarbanken in moeilijkheden, die hun kassen rijkelijk hadden gespijsd met de erg rendabele junkbonds.
De Amerikaanse staat werkte een reddingsplan uit dat voorziet in 500 miljard dollar staatstussenkomst in de komende 30 jaar, waarvan 250 miljard tegen het jaar 2000. De banken zijn er amper beter aan toe: in 1990 gingen 170 (kleinere) banken failliet, maar nu staan ook de meeste grote banken op de rand van het bankroet. Vele Amerikaanse bedrijven zijn overladen met schulden en zien de recessie met angst tegemoet. (Hun totale schuldenlast is sinds 1982 verdubbeld tot 1 800 miljard dollar.)
Maar ook het Japanse financiële systeem is bijzonder kwetsbaar. De beurs kende reeds een eerste vrije val in 1990 en de banken zijn slecht ingedekt. De Japanse financiële overschotten hebben vooral de grondspeculatie aangezwengeld. De grondprijzen bereiken astronomische cijfers, waardoor immobiliën op hun beurt als onderpand dienen voor leningen. Wat gebeurt er bij de eerste crisis, wanneer de grondprijzen instorten? Volgens experten is de toestand minstens even explosief als in de VS.
Samengevat: het kleinste accident kan paniek veroorzaken, zoals reeds is gebleken bij de beurskrach van oktober 1987 en zijn echo van 1989. Tot nu toe zijn alle pogingen om een nieuwe monetaire orde in te stellen mislukt. Wellicht wordt de wereld meer en meer opgedeeld in monetaire zones, de ECU-zone (Deutsche mark), de Dollar-zone en de Yen-zone. Een situatie die erg lijkt op die van de jaren 30 en tekenend is voor de diepe tegenstellingen tussen de imperialistische blokken.