Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Aan de structurele crisis ligt in de eerste plaats de dalende winstvoet ten grondslag. Maar het is tegelijk een ‘politieke crisis’, een langdurige verstoring van de kapitalistische evenwichten, een crisis van het imperialisme en een gewijzigd patroon in de wereldhegemonie.
1o De VS-superioriteit brokkelt af.
Vanaf het eind van de jaren 60 komt de heerschappij van de VS in het gedrang, zowel door klappen in de periferie als door de opkomst van concurrerende mogendheden.
In 1971 wordt de VS verplicht om China te erkennen, in 1975 wordt de nederlaag in Vietnam bezegeld met de totale terugtocht uit Indochina. De OPEC voelt zich gesterkt door de Amerikaanse problemen en lanceert het dubbele prijzenoffensief van 1973 en 1979. In de eigen achtertuin kan de VS de Nicaraguaanse revolutie niet verhinderen (1978) en in 1979 wordt de VS vernederd door Iran.
Ondertussen heeft de VS aan economische voorsprong ingeboet tegenover snel groeiende mogendheden als Duitsland en vooral Japan. Dit uit zich in een omkering van de handelsstromen: in de periode 1968-1973 slinkt het overschot op de handelsbalans tot nul. De dollars blijven het land uitvloeien en voeden de markt van de ‘vaderlandsloze’ dollars, de eurodollarmarkt, die op de vooravond van de ‘petroleumcrisis’ al 130 miljard dollar p. 42rijk is. De opstapeling van deficits verplichten Nixon om op 15 augustus 1971 de dollar los te koppelen van het goud, waarmee de naoorlogse monetaire orde (Bretton-Woods) in elkaar stort. In 1973 devalueert de dollar, in een eerste poging om het handelstekort om te buigen.
In plaats van internationale economische stabiliteit te brengen, neemt de VS nu de wereldeconomie op sleeptouw, op zoek naar oplossingen voor de nationale problemen. De economie verliest terrein tegenover de concurrenten, zowel op het vlak van de productiviteit, als op het vlak van de technologische vooruitgang. Acht jaar Reagan-bewind zijn een nieuwe poging om op kunstmatige wijze de Amerikaanse grootheid te herstellen, ten koste van een verdere ontregeling van de evenwichten op wereldvlak.
De militaire uitgaven worden opgedreven tot 300 miljard dollar per jaar (7 % van het BNP, een record procent in vredestijd). De belastingen worden verlaagd en het groeiend staatstekort wordt met leningen gedekt. Met een sterke dollarpolitiek (hoge intresten) zuigt de VS de wereldreserves naar zich toe. De gevolgen zijn catastrofaal: twee jaarlijkse schuldbergen van rond de 150 miljard dollar (begrotingstekort en handelstekort) maken de VS tot grootste schuldenaar ter wereld, met een buitenlandse schuld van 700 miljard dollar in 1990 (op een totale schuld van 3 200 miljard dollar).
Het is duidelijk dat de VS-economie sinds jaren ‘boven haar stand’ leeft, door opstapeling van schulden. Zelfs de val van de dollar na 1985 heeft daar weinig of geen verandering in gebracht. Het begrotingsjaar 1990 sluit af met een tekort van liefst 220,4 miljard dollar en het handelstekort bedraagt in 1990 nog altijd meer dan 100 miljard dollar. Nochtans leeft niet iedereen boven zijn stand in de VS. De Reagan-maatregelen hebben de inkomenskloof opgedreven. Tussen 1980 en 1990 hebben de 20 % rijksten officieel 33 % netto-inkomen bijgewonnen, de 20 % armsten hebben 5 % netto-inkomen verloren. De top van 1 % kende een winst van 87 %. Die top heeft daarmee een totaal inkomen dat gelijk is aan dat van de 40 % armsten!9 31 miljoen Amerikaanse burgers (meestal zwarten), of 13 % van de bevolking, leeft met een inkomen onder de armoedegrens (185 000 frank per jaar voor een alleenstaande). In het rijkste land ter wereld lopen ongeveer 2,2 miljoen dakloze zwervers rond. Een Amerikaan op zes is niet verzekerd tegen ziekte. Reagan schiep miljoenen nieuwe werkplaatsen: meestal hongerjobs in de dienstensector. Een werker op vier (of 35 miljoen) is tewerkgesteld als tijdelijke, als deeltijdse kracht of gewoon met een ‘huurcontract’.
2o Tegenover de Amerikaanse problemen staat de reële versterking van de Japanse en Europese economie, waardoor de strijd tussen de grote imperialistische machten scherpere vormen gaat aannemen. De groei van het BNP (Bruto Binnenlands product) en van het BNP per hoofd van de bevolking, geeft een eerste beeld van de machtsverschuiving.
p. 431965 | 1975 | 1989 | |
---|---|---|---|
Verenigde Staten: | 687 | 1 526 | 5 200 |
Duitsland: | 115 | 420 | 1 331 |
Japan: | 89 | 499 | 2 728 |
1960 | 1970 | 1980 | 1980 | |
Verenigde Staten: | 7 223 | 9 325 | 11 636 | 14 071 |
Europa: | 5 899 | 8 554 | 10 831 | 13 334 |
Japan: | 2 683 | 6 415 | 9 109 | 12 697 |
Wat de VS aan handelstekorten boekt, wordt gecompenseerd door handelsoverschotten bij Japan en Duitsland. In 1987 bereikt die situatie een hoogtepunt: tegenover een VS-tekort van 160 miljard dollar staat een overschot van 96 miljard dollar in Japan en 65 miljard dollar in Duitsland. Die twee landen bouwen op die manier grote financiële reserves op die terug geleend worden aan de VS om de tekorten te dekken. Japan wordt de grootste internationale geldschieter en financiert ongeveer 30 tot 40 % van de Amerikaanse buitenlandse schuld.
De handelsoverschotten, de spaarreserves van bedrijven en particulieren p. 44vormen een uitstekende voedingsbodem voor banken en financiële instellingen. Op enkele jaren tijd rukken de Japanse banken op naar de top, met acht van de tien grootste banken op wereldvlak. De Japanse investeringen in het buitenland verzesvoudigen tussen 1985 en 1989 (van 12 naar 68 miljard dollar).
Een van de meest betekenisvolle vergelijkingen is die tussen de brutokapitaalvorming in de drie betrokken landen — het deel van het BNP (in procent) dat besteed wordt voor investeringen. Onderstaande grafiek geeft de cijfers voor de belangrijkste kapitalistische landen.
’60 | ’70 | ’80 | |
Verenigde Staten: | 13,0 | 14,0 | 13,0 |
Duitsland: | 18,0 | 16,0 | 14,5 |
Japan: | 27,0 | 26,5 | 24,5 |
Duitsland heeft zich tot voor kort op een minder spectaculaire wijze opgewerkt tot een van de sterkste economische machten. In 1989 noteerde Duitsland voor het eerst een groter handelsoverschot dan Japan (81 miljard dollar). Zijn dominerende rol in Europa wordt het best weerspiegeld in de onaantastbare positie van de Deutsche mark (DM). Als ‘sterke munt’ onderwerpt zij alle landen die onder de mantel van het Europese monetaire p. 45stelsel thuishoren aan de discipline van de DM. Met de oprichting van de Europese Centrale Bank (Eurofed) in 1994 en de vorming van de eenheidsmunt (ECU) tegen het einde van deze eeuw, zal de onderwerping aan de Duitse dictaten nog groter worden. Om de Belgische frank aan de Duitse mark te kunnen koppelen waren acht jaar loondiscipline, soberheidsmaatregelen en budget besnoeiingen nodig. Om de koppeling in stand te houden zullen nog grotere offers nodig zijn.
De Duitse hereniging en de invasie van de Duitse monopolies naar het Oosten hebben een totaal nieuwe dimensie gegeven aan Duitse grootmacht-ambities. De Deutsche Bank wordt de nieuwe heerser van Europa en Duitsland slaat onweerstaanbaar, zoals in de jaren 30, de weg in van het groot-Europa onder Duitse leiding.