Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
Uiterst belangrijk in het afglijden van de syndicale beweging is de ideologische en daadwerkelijke medeplichtigheid van de sociaaldemocratie en van de vertegenwoordigers van de christelijke arbeidersbeweging met de gevoerde politiek.
In Frankrijk is het de socialistische partij die de bourgeoisie door de storm van de crisis loodst en hun economische en sociale politiek is nauwelijks verschillend van de conservatieve Britse of Duitse. De Belgische socialistische partijen hebben gedurende zeven jaar (1982-1988) het vuile werk laten opknappen door de liberale en christendemocratische partijen, hopend op een snelle internationale heropleving. Al die tijd wisten de socialistische partijen geen fundamenteel verschillend alternatief te bedenken. Zij hebben daarom de klassenstrijd zoveel mogelijk proberen in te dammen en hebben druk uitgeoefend op de vakbonden om zich bij een ‘realistisch’ programma te houden. Dit heeft in de beginperiode tot een openlijke oorlog gevoerd tussen bijvoorbeeld de PS-top (André Cools) en de socialistische vakbondsleiding (Georges Debunne). Maar met het systematische terugkrabbelen van de vakbondsleiding is geleidelijk ook de goede verstandhouding tussen vakbondstop en partijtop hersteld. In hun verrechtsing hebben de socialistische partijen ook de vakbondsleiding meegetrokken.
Bij de terugkeer van de SP/PS in de regering (1988) konden ze profiteren van een relatief gunstige conjunctuur. Niettemin hebben ze geen enkel afbraakmechanisme van de laatste acht jaar herzien en zetten ze dezelfde krachtlijnen van ‘sanering’ ongestoord verder. Op dit ogenblik werpen de socialistische partijen zich niet alleen op als mede-promotoren, maar zelfs als voortrekkers van het ‘concurrentiële Europa’, een wedloop om het grootkapitaal in de beste veroveringspositie te brengen op de internationale markten. Dit zet onvermijdelijk een spiraal van sociale dumping in gang. Het probleem waarmee de vakbondsleidingen de laatste acht jaar voornamelijk op nationaal vlak werden geconfronteerd, stelt zich nu op internationaal, Europees vlak. Ook daar proberen de internationale reformistische partijen de vakbonden te winnen voor ‘redelijkheid’ en het aanvaarden van een fundamentele prokapitalistische logica.
Het ideologisch failliet van de sociaaldemocratie is overduidelijk gebleken bij de val van de Oost-Europese regimes. Daar is ze opgetreden als regelrechte handlanger van de monopolies, als pleitbezorgers van het kapitalisme en imperialisme, van de vrije markt en de privatisering, als advocaat van de westerse ‘democratie’. Brandt en Mitterrand stonden in de speerpunt voor de herovering van Oost-Europa en Jacques Attali, persoonlijk raadgever van Mitterrand leidt de Bank ter “Kolonisatie” van het Oosten. Moeten vakbondsmilitanten hun hoop stellen op dergelijke p. 25partijen om de strijd voor het ‘socialisme’ te leiden?
De rol van de sociaaldemocratie in de ontwikkeling van een sterk, groot en kapitalistisch Europa toont dat haar ideologie tot op het bot door het imperialisme is aangevreten.
Dit werd nogmaals bevestigd door haar houding in de Golfoorlog. Op internationale schaal is de sociaaldemocratie op de voorposten mee gestapt in de agressieve imperialistische campagne, in het eerste Noord-Zuid conflict. Het toont hoe zij tot in een gewapende agressie de belangen van de monopolies, zij het dan de Europese, behartigt.