Dominique Meeùs
Dernière modification le
retour à la table des matières
— au dossier marxisme
De revolutionairen die zich na Mei 68 organiseren en zich verbinden met de arbeidersklasse, worden door beide vakbondsleidingen als avonturiers en verdelers bestempeld. In het bewuste interview waarin Jef Houthuys de spoedige komst van de economische democratie aankondigt, trekt hij van leer tegen de nieuwe vijand: “Je ontkomt uiteraard niet aan de vaststelling dat er een ‘nouvelle vague marxiste’ ontstaan is na 1968. Waardoor de onvrede wordt uitgebuit door mensen die niet de arbeiders maar hun eigen politieke belangen op het oog hebben: AMADA. RAL en dat soort groepjes. Wij waarschuwen de arbeiders tegen die bewegingen Ze willen geen geluk brengen, maar anarchie.”4 Een nieuw communistisch spook waart over Europa en het moet met alle kracht worden bekampt en uit de organisatie gestoten. De heksenjacht bereikt een hoogtepunt met de ontbinding van de militantenkern op de Boelscheepswerf in Temse en de uitsluiting van hoofddélégué Jan Cap en de militanten die hem trouw zijn, in 1982.
De rechtervleugel van de ABVV-leiding bekampt met evenveel energie het toelaten van communisten in de vakbond. John Vanden Eynde van de PMB-Antwerpen, een van de weinige vakbondsleiders die zijn functie nota bene cumuleert met een politiek mandaat als SP-senator, bouwt zich de grootste reputatie op als AMADA-koppensneller. Maar over het algemeen heeft de ABVV-leiding veel meer ervaring met het onschadelijk maken van communisten. Na de oorlog zag de gevluchte en versplinterde p. 11ABVV-leiding zich verplicht de Eenheidsvakbond met communisten en renardisten op te richten om haar verloren invloed te herwinnen. In het nieuwe ABVV sloten alle reformistische fracties een front om de communisten te neutraliseren en ze uiteindelijk uit alle leidende posten te verwijderen. Algemeen ABVV-secretaris Georges Debunne verwijst hiernaar bij zijn afscheid: “Ik geloof dat het ABVV in zijn rangen steeds extremen heeft gekend, maar dat de organisatie die altijd democratisch heeft kunnen aanvaarden, dat er steeds gemene delers zijn gevonden. Het ACV heeft eigenlijk de periode van de verhitte discussies, enkele jaren na de oorlog, tussen andersdenkenden binnen de eigen organisatie niet meegemaakt. Bij het ACV is het moeilijker om binnenin de extremen te aanvaarden. De ondemocratische beslissingen over de Boeldelegatie wijzen mijns inziens daar ook op. De democratie vereist toch wel dat men zelfs voor een minderheid respect opbrengt.”5 Debunne stelt de ABVV-leiding hier wel overdreven tolerant voor. Voor vele reformistische vakbondsleiders was de opname van de communistische vakbond slechts een tactiek om het communisme onschadelijk te kunnen maken. De reformistische ontwikkeling van de KP maakte de ideologische recuperatie bovendien gemakkelijker. Ook nu rekenen de ‘verstandige’ ABVV-leiders op een snelle recuperatie van de revolutionairen. Men ziet dan ook meer en meer dat — na enige aarzeling — de generatie van ’68 wordt toegelaten en op gecontroleerde wijze déléguéfuncties mag opnemen. Maar het zwaard van Damocles blijft boven hun hoofd hangen, zoals boven dat van te strijdbare krachten.