Chapitre 21 (L. III) — Le capital porteur d’intérêt

Als Ware erscheint das Kapital ferner, soweit die Teilung des Profits in Zins und eigentlichen Profit durch Nachfrage und Angebot, also durch die Konkurrenz, reguliert wird, ganz wie die Marktpreise der Waren. Der Unterschied tritt hier aber ebenso schlagend hervor wie die Analogie. Decken sich Nachfrage und Angebot, so entspricht der Marktpreis der Ware ihrem Produktionspreis, d. h. ihr Preis erscheint dann geregelt durch die innern Gesetze der kapitalistischen Produktion, unabhängig von der Konkurrenz, da die Schwankungen von Nachfrage und Angebot nichts erklären als die Abweichungen der Marktpreise von den Produktionspreisen — Abweichungen, die sich wechselseitig ausgleichen, so daß in gewissen längern Perioden die Durchschnittsmarktpreise gleich den Produktionspreisen sind. Sobald sie sich decken, hören diese Kräfte auf zu wirken, heben einander auf, und das allgemeine Gesetz der Preisbestimmung tritt dann auch als Gesetz des einzelnen Falls hervor ; der Marktpreis entspricht dann schon in seinem unmittelbaren Dasein, und nicht nur als Durchschnitt der Bewegung der Marktpreise, dem Produktionspreis, der durch die immanenten Gesetze der Produktionsweise selbst geregelt ist. Ebenso beim Arbeitslohn. Decken sich Nachfrage und Angebot, so hebt sich ihre Wirkung auf, und der Arbeitslohn ist gleich dem Wert der Arbeitskraft. Anders aber mit dem Zins vom Geldkapital. Die Konkurrenz bestimmt hier nicht die Abweichungen vom Gesetz, sondern es existiert kein Gesetz der Teilung, außer dem von der Konkurrenz diktierten, weil, wie wir noch weiter sehn werden, keine „natürliche“ Rate des Zinsfußes existiert. Unter der natürlichen Rate des Zinsfußes versteht man vielmehr die durch die freie Konkurrenz festgesetzte Rate. Es gibt keine „natürlichen“ Grenzen der Rate des Zinsfußes. Wo die Konkurrenz nicht nur die Abweichungen und Schwankungen bestimmt, wo also beim Gleichgewicht ihrer gegeneinander wirkenden Kräfte überhaupt alle Bestimmung aufhört, ist das zu Bestimmende etwas an und für sich Gesetzloses und Willkürliches.

Le capital se présente en outre comme marchandise dans la mesure où le partage du profit en intérêt et profit proprement dit est réglé par l’offre et la demande, c’est-à-dire par la concurrence, tout comme les prix de marché des marchandises. Mais la différence est ici aussi frappante que l’analogie. Si l’offre et la demande s’équilibrent, le prix de marché de la marchandise correspond à son prix de production, cela veut dire que son prix est alors réglé par les lois internes de la production capitaliste, indépendamment de la concurrence, puisque les fluctuations de l’offre et de la demande n’expliquent rien d’autre que les écarts des prix de marché par rapport aux prix de production, écarts qui se compensent réciproquement, de sorte que pour des périodes assez longues les prix de marché moyens égalent les prix de production. Dès qu’elles s’équilibrent, ces forces cessent d’ agir, s’annulent réciproquement, et la loi générale de fixation des prix devient également valable pour le cas isolé. Le prix de marché dans sa forme immédiate et non seulement comme moyenne des fluctuations des prix de marché correspond dès lors au prix de production qui, lui, est régi par les lois immanentes du mode de production lui-même. Ceci vaut également pour le salaire. Si l’offre et la demande s’équilibrent, leur action s’annule et le salaire est égal à la valeur de la force de travail. Il en va autrement avec l’intérêt du capital argent. La concurrence ne détermine pas les écarts par rapport à la loi ; bien plus, il n’existe point de loi sur le partage, hormis celle dictée par la concurrence, parce qu’il n’existe aucun taux « naturel » de l’intérêt, comme nous le verrons plus loin. Sous le terme : taux naturel de l’intérêt, on met plutôt le taux fixé par la libre concurrence. Il n’y a pas de limites « naturelles » du taux d’intérêt. Là où la concurrence ne détermine pas seulement les écarts et fluctuations, où, devant l’équilibre des forces agissant en sens contraire toute détermination cesse, l’objet à déterminer est en soi quelque chose d’arbitraire et sans loi […].

Bovendien verschijnt het kapitaal als een waar, voor zover de verdeling van de winst in rente en echte winst door vraag en aanbod, door concurrentie dus, gereguleerd is, net zoals de marktprijzen van de waren. Het verschil is hier echter net zo treffend als de analogie. Vallen vraag en aanbod samen, dan komt de marktprijs van de waar overeen met de productieprijs, d.w.z. haar prijs is dan geregeld door de interne wetten van de kapitalistische productie, onafhankelijk van de concurrentie, omdat de schommelingen van vraag en aanbod niets anders verklaren dan de afwijkingen van de marktprijzen aan de productieprijzen – afwijkingen die zich onderling compenseren zodat in bepaalde langere perioden de gemiddelde marktprijzen gelijk zijn aan de productieprijzen. Zodra ze samenvallen, stoppen deze krachten met werken, heffen elkaar op, en de algemene wet van prijsbepaling treedt dan op als wet van de individuele zaak, de marktprijs komt dan al overeen met, in het directe bestaan, niet alleen als gemiddelde van de marktprijsbewegingen, de productieprijs, die zelf geregeld is door de immanente wetten van de productiewijze. Hetzelfde bij het arbeidsloon. Vallen vraag en aanbod samen, heffen zij hun effect op en het arbeidsloon is gelijk aan de waarde van de arbeidskracht. Maar het is verschillend met de rente van het geldkapitaal. De concurrentie bepaalt hier niet de afwijkingen van de wet, er bestaat geen verdelingswet, behalve gedicteerd door de concurrentie, omdat, zoals we nog zullen zien, er geen “natuurlijke” rentevoet bestaat. Onder de natuurlijke rentevoet verstaat men eerder de door de vrije concurrentie vastgestelde voet. Er zijn geen “natuurlijke” grenzen aan de rentevoet. Waar de concurrentie niet alleen de afwijkingen en fluctuaties bepaalt, waar dus de conflicterende krachten alle bepalingen opheffen, is de te bepalen zaak, op zichzelf beschouwd, wetteloos en willekeurig.

Furthermore, capital appears as a commodity, inasmuch as the division of profit into interest and profit proper is regulated by supply and demand, that is, by competition, just as the market prices of commodities. But the difference here is just as apparent as the analogy. If supply and demand coincide, the market price of commodities corresponds to their price of production, i. e., their price then appears to be regulated by the immanent laws of capitalist production, independently of competition, since the fluctuations of supply and demand explain nothing but deviations of market prices from prices of production. These deviations mutually balance one another, so that in the course of certain longer periods the average market prices equal the prices of production. As soon as supply and demand coincide, these forces cease to operate, i. e., compensate one another, and the general law determining prices then also comes to apply to individual cases. The market price then corresponds even in its immediate form, and not only as the average of market price movements, to the price of production, which is regulated by the immanent laws of the mode of production itself. The same applies to wages. If supply and demand coincide, they neutralise each other’s effect, and wages equal the value of labour power. But it is different with the interest on money capital. Competition does not, in this case, determine the deviations from the rule. There is rather no law of division except that enforced by competition, because, as we shall later see, no such thing as a “natural” rate of interest exists. By the natural rate of interest people merely mean the rate fixed by free competition. There are no “natural” limits for the rate of interest. Whenever competition does not merely determine the deviations and fluctuations, whenever, therefore, the neutralisation of opposing forces puts a stop to any and all determination, the thing to be determined becomes something arbitrary and lawless.